[Grouwe, Adriaan de]
GROUWE (Adriaan de), geb. te St. Winoxbergen in Vlaanderen in 1542, terechtgesteld te Groningen in Juli 1571. Hij was van beroep bakker en kwam in 1568 naar Middelburg, waar hij twee jaar lang in zijn vak werkzaam was. Van daar trok hij naar Antwerpen, waar hij geen arbeid kon vinden, en toen over Amsterdam naar Emden. Omdat ook hier geen werk te krijgen was ging hij naar Leer, waar hij een half jaar bleef. Later zwierf hij in Hamburg, Wezel en Emden, in welke stad hij drie weken lang aan de dijken werkte. Op een koopvaarder kwam hij naar Londen; daar evenmin als in Gravesend en Canterbury kon hij werk vinden, omdat hij de taal niet verstond. Op 3 Juni 1571 kwam hij in Dover, om werk te zoeken. Kort daarna kwamen daar zeven schepen van de Watergeuzen, zij vroegen hem zijn naam en waar hij vandaan kwam en zeiden: ‘Allons boire, que voules-vous faire icy, vous ne scavez point la langue.’ Ze maakten hem in een herberg dronken en brachten hem toen aan boord van een schip, zeggend: ‘Allons sur les bateaulx, il y at à boire et à mangier assez.’ Hij kwam nu als kok bij de Watergeuzen te dienen. Denzelfden nacht gingen de schepen in zee, vlak bij de fransche kust werden ze door een hevigen storm naar Noorwegen gedreven, waar ze andere Watergeuzen onder Roobol en Gerrit Sebastiaansz van Gorcum ontmoetten. Hoewel ze van plan waren naar Engeland terug te keeren, dreef tegenwind hen naar Borkum, en op 20 Juni 1571 gingen zij bij Emden voor anker. Op 23 Juni 1571 overviel de hollandsche vloot onder admiraal François van Boschuyzen daar de Watergeuzen, waarbij Adriaan de Grouwe in gevangenschap geraakte. Op 10 Juli 1571 werd hij in tegenwoordigheid van Robles in Groningen verhoord en kort daarna gevonnist.
Zie Franz, Ostfriesland und die Niederande, 102, 200; Hagedorn, Ostfrieslands Handel und Schifffahrt, 300; Rijksarchief te Brussel, Secrétairerie d'Etat allemande, No. 7, verhoor van 10 Juli 1571. en meded. uit het Gemeente-Archief van Emden door prof. Dr. F. Ritter.
Vogels