[Groeneveld, Eduard Cornelis]
GROENEVELD (Eduard Cornelis), geb. te Noordwijk-Binnen 13 Aug. 1808, overl. te Leiden 13 April 1878, zoon van Pieter, adjunctmaire te Noordwijk en kweeker van medicinale kruiden, en van Johanna Maria Daniëls.
Hij zou eerst in de zaken van zijn vader, kruidtuinen en droges, opvolgen, maar zijn liefhebberij voor de studie leidde er toe, dat hij in 1831 te Leiden werd ingeschreven voor de theologie. Hij werd candidaat bij het Provinc. Kerkbestuur van Zeeland 1836, maar een spraakgebrek stond waarschijnlijk een spoedig beroep in den weg. Hij stotterde erg, doch op den predikstoel was dit niet merkbaar. In onderstaande genealogie staat, dat hij te St. Petersburg bij de Holl. Gemeente, met 2 andere proponenten werd uitgenoodigd op beroep te preeken. Meer niet. Maar Groeneveld is daar predikant geweest, minstens twee jaar, en hij vodeed zoo goed, dat hem bij zijn afscheid 1 Juli 1842 fraaie geschenken werden aangeboden. Een familielid van mij bezit een zwaar gouden couvert in sierlijke doos met een inscriptie, dat dit geschenk (benevens een zilveren geciseleerden sigarenkoker) aan G. op dien datum was overhandigd.
Daarna was hij hulppr. te Bussum van Aug. 1843 tot 1845 en werd 12 Oct. 1845 predikant te Noordwijk aan Zee. Hij verkreeg 1 Juli 1853 zijn emeritaat, woonde daarna te Valkenburg op een buitentje, dat hij van François Jacques Dozy kocht, en kocht in 1861 een huis op de Oude Vest te Leiden, naast den schouwburg. Hij huwde 23 Aug. 1843 met Catharina Elisabeth Dozy (1810-1877), dochter van Jan Pieter en van Maria Johanna Bodel. Uit dit huwelijk sproten geen kinderen. Bij test. besch. bestemde hij genoemd huis op de Oude Vest te Leiden met het grootste deel van zijn nalatenschap tot een weduwenhof voor hoogstens tien behoeftige predikantsweduwen, bekend als de ‘Groeneveldstichting’.
Zie: G. Dozy, Genealogie en gesch. der familie Dozy, 188, 189; J. Kloos, Gesch. van Noordwijk, 291, 292; over de ‘Groeneveldstichting’: v. Alphen, N.K. Handb., o.a. 1909, bijl. G, bl. 74.
Regt