[Esgers, Johannes]
ESGERS (Johannes), geb. te Amsterdam 30 Nov. 1696, overl. te Leiden 28 Mei 1755. Hij studeerde te Amsterdam in de oude en oostersche talen en te Leiden in de godgeleerdheid; hij werd predikant te Ooster- en Westerblokker 18 Sept. 1718, te Naarden 12 Aug. 1725, te Middelburg 14 Mei 1730, te Amsterdam 26 Febr. 1736. Hierna aanvaardde hij 10 Oct. 1740 het hoogleeraarsambt te Leiden met een oratie Dc supremo ecclesiae Doctore, et ab eo edoctorum felicissimo statu; en toen hij in 1757 ook hoogleeraar der hebreeuwsche oudheden werd op 18 Oct. zijn rede: De fontibus unde theologo pernecessaria antiquitatum hebraicarum notitia haurienda sit. Toen hij 1752-1753 rector magnificus geweest was droeg hij deze waardigheid over met een rede De rivulis ex fontibus antiquitatum hebraicarum subinde deductis (8 Febr. 1753). Op zijn verlangen is geen lijkrede op hem gehouden. Zijn inaugureele rede van 10 Oct. 1740 is vertaald door Leonard Nicolaas Esgers, geneesheer te Amsterdam, als Inwijdings-redenvoeringe over den Oppersten Leeraar der Kerke en den zeer gelukkigen staat van die van hem geleert zijn... (Amst. 1741). Nog schreef hij een lijkrede op C. van den Bogaerden (Amst. 1740) en De regimine ecclesiae non monarchico (Lugd. Bat. 1741).
Zijn door J.M. Quinkhard geschilderd portret (1741) bevindt zich in de universiteit te Leiden en werd gegraveerd door P. Tanjá (1741) en gelithografeerd door L. Springer.
Zie: de Bie en Loosjes, Biogr. Woordenboek van Protest. Godgel. in Ned. II, 779 v.; Kerkelijk Handboek (1908) Bijl. 102, 132, 134, (1909) Bijl. 139.
Knipscheer