[Espar, Pieter d']
ESPAR (Pieter d'), zoon van Philippus, in 1727 te Middelburg gevestigd, en van Johanna Elleijzer, geb. te Heusden waarschijnlijk omstreeks 1697; woonde nog in 1759 te Amsterdam en is mogelijk dezelfde, wiens grafsteen nog te Alfen a.d. Rijn aanwezig is en waarop als sterfdag 8 Nov. 1764 vermeld staat. Als soldaat in dienst der O.-I.C. ging hij in 1717 voor de kamer Zeeland per schip Amsterdam onder zeil. In 1719 werd hij als prov. assistent naar Makassar gezonden, in 1726 in den rang van boekhouder te werk gesteld op het kantoor der Generale Visite, de rekenkamer der Compagnie; vervolgens werd hij als onderkoopman tot adjunct op dat kantoor benoemd, waarna hij in 1735 tot eersten administrateur der suikerpakhuizen werd benoemd (bij de stemming bracht Patras een stem vóór, Valckenier een tegen hem uit, wat er toe bijdroeg hem later als automatisch de vriendschap van van Imhoff te bezorgen), omdat hij voldeed aan den eisch, dat deze functionaris moest wezen ‘een subject dat de maleytse tale magtig is, omme na behooren met de Chineezen en andere inlanders te regt te kunnen raken’. In 1736 werd hij boekhouder in het Ambachtskwartier en bevorderd tot koopman. Nadat de hem genegen van Imhoff als G.-G. was opgetreden (28 Mei 1743) werd hij 31 Mei 1743 tot weesmeester, op 18 Juni 1743 tot gecommitteerde tot en over de zaken van den inlander benoemd, daarbij stijgende tot den rang van opperkoopman. Een maand later was hij weesmeester af, doch verkreeg er het voordeeliger ambt van heemraad voor in de plaats. Bij resol. van 24 Dec. 1744 werd hij uit beide betrekkingen ontslagen en tot het zeer ‘profitabele’ ambt van shahbandar of havenmeester benoemd. Lucratief was deze post ongetwijfeld: in de resol. van 19 Oct. 1745 werd zijn naam althans
genoemd als hoofd-participant in de toen opgerichte Amfioen-Sociëteit, die in 's Compagnies geldelijk voordeel van G.-G. in Rade octrooi verkreeg voor den verkoop der opium, mits deze door de sociëteit bij de O.-I.C. werd ingekocht. In 1794 werd deze sociëteit vervangen door de Amfioendirectie: eenige ambtenaren die namens en ten bate der Comp. den verkoop op denzelfden voet voortzetten. Bij resol. van 12 Sept. 1749 werd hem toegestaan te repatrieeren, waarbij Heeren XVII verzocht werd d'Espar desgewenscht te vergunnen in zijn laatst bekleeden rang naar Indië terug te keeren, als motief aanvoerend, dat de oudgasten ‘veeltijts bequamer als bevorens voor het werk hier te landen wesen souden door het rectificeeren en perfectioneeren van denkbeelden, die in de eerste jeugd maar ten halve en als terloops zijn geformeert’. Op het schip de ‘Gustaaf Willem’, de voornamen van zijn beschermer, heeft hij zich eind 1749 ingescheept naar Nederland, waar zijn inkomen hem veroorloofde op ruimen voet te leven. Veel heeft daartoe de vriendschap van ‘den hersteller’ bijgedragen. Tijdens diens verbanning trad d'E. in 1741 als een zijner procuratiehouders op, wat een moedige daad was, daar hij toen niet weten kon, te wiens gunste de kans in die troebele jaren keeren zou. In 1745 is hij betrokken in een handelsonderneming op Spaansch Amerika, waarbij de Comp. haar hulp verleende. Met van Imhoff en Mossel vormde hij een syndicaat om de door de Engelschen veroverde fransche prijzen op te koopen. In Maart 46 vergezelde hij v.I. op diens reis naar Midden-Java.
Hij was gehuwd met Wilhelmina Visscher, dochter van Bartholomeus, van