hem ontnomen, belegerde en dat Frederik in Overijsel een aanval van eenige munstersche edelen, o.a. heer Jan van Ghemen, heer Jan van Nahuysen, den heer van Steinfurt en Gijsbrecht Sobbe, die met groote macht van ruiters en voetknechten des bisschops gebied trachtten te verontrusten, moest keeren. Zeker was de vreeselijke ziekte, ‘de zwarte dood’ oorzaak, dat in 1349 een bestand werd gesloten.
Frederik bracht den bisschop niet minder dan 42200 oude schilden voor zijn oorlogskosten in rekening en daarenboven nog 13000 wegens het afslaan der munstersche edelen, die door Frederik met groot verlies waren verjaagd. De heer van Voorst leverde een rekening in van 5000 schilden (Gouthoeven, 384, 390); de bisschop niet in staat zijnde deze bedragen in geld te voldoen, zag zich genoodzaakt aan Frederik geheel Overijsel in pandschap te geven, terwijl de heer van Voorst met een overeenkomst omtrent het Mastenbroek tevreden werd gesteld. Eerst in 1354 werd het pandschap gelost met een som van 28000 ponden.
Hertog Reinald, die tot dusverre geheel onder den invloed der Bronckhorsten en van zijn oom koning Eduard van Engeland had gestaan en vrijwel in gevangenschap in de legerplaats van den laatste bij Calais werd gehouden, ontsnapte aan zijn omgeving, kwam in Gelderland en wierp zich nu in de armen der Hekeren's; de Bronckhorsten spanden thans den jongen Eduard voor hun ondernemingen en in 1350 brak de burgeroorlog uit, waardoor Gelre en Zutphen op het hevigst geteisterd werden. Doorgaans waren de Hekeren's in het nadeel, maar alle pogingen om een verzoening tot stand te brengen mislukten, schoon nu en dan een bestand werd gesloten.
Na den slag op de Vrijenberg bij Loenen, 1354, behield Reinald weinig meer dan den hertogstitel en de heerschappij over de Veluwe. Een landraad van acht leden werd ingesteld en ook Frederik behoorde tot dezen (Nijhoff, Gedenkw. II, no. 65). Nog voor het einde van 1356 werd de landvrede verbroken en werd Gelre opnieuw het tooneel van den oorlog. Maar Frederik beleefde den uitslag daarvan niet, want hij stierf 6 April 1357, volgens sommigen te Deventer, volgens anderen te Zutphen, maar is zeker in laatstgenoemde stad begraven, daar vijf deventersche schepenen naar Zutphen werden gezonden om aan zijn uitvaart deel te nemen (zie: Necrologium Daventriense en Stadsrekeningen van Deventer).
Frederik, in 1340, 1353 en 1354 vermeld als scholtus van Salland, was circa 1320 gehuwd met Maria van Honnepel en liet acht kinderen na, o.a. Frederik (4), die volgt, Evert, die voorgaat; Jacob uit wien de van der Ese 's van Gramsbergen sproten en Jan, die volgt.
Zie: W. de Haas in Herald. Bibl. (1882), 14-16; Nederl. Adelsboek (1916), 256.
Regt