[Ese, Frederik van Hekeren van der (2)]
ESE (Frederik van Hekeren van der) (2), Fredericus de Hekere, of Frederik van Eze, de Eza, Vredericus van Heekeren, geb. omstr. 1270, overleden 1320.
Met hem begint de stamreeks der van Rechteren's in Nederl. Adelsboek. Zijn vader was, naar de Herald. Bibl. vermoedt: Fredericus de Hesa, of de Hijkere dictus de Heza, die hier voorgaat. Als knape is hij 29 Januari 1295 getuige van Willem, zoon van wijlen heer Gerard heer van Hekeren (Fahne, Urkundenb. Momm., 24). 5 April 1300 beleende hij Frederik en Rudolf, zutphensche burgers, met het goed Lebbinck onder Almen (Archief van Almelo); uit deze beleening blijkt hij eigenaar te zijn van de havezathe de Ehze bij Almen. In 1305 komt hij als ridder voor; 29 Juli 1305 is hij als zoodanig getuige van Herbert van Putten bij den verkoop van eenige goederen in Voorstonden en Empe (Archief van Zutphen). 3 Sept. 1318 is hij als raad van hertog Reinald, graaf van Gelder en Zutphen, tegenwoordig bij de uitspraak door Willem III, graaf van Holland en Henegouwen, als scheidsrechter in de geschillen tusschen Reinald en diens vader (Nijhoff, Gedenkw. I, no. 118). 14 Dec. 1318 bezegelt hij mede de bevestiging der rechten en vrijheden der stad Zutphen en 1 April 1320 de belofte door Reinald aan Zutphen, Wageningen, Harderwijk, Elburg en Hattem gedaan om de 1500 ponden, hem voorgeschoten, uit den tol te Lobith te voldoen. Nog in hetzelfde jaar overleed Frederik, daar zijn weduwe Mechteld van Randwijck, dochter van Willem, ridder, in dat jaar het goed Delt, in Doornick gelegen, aan Willem Borre van Doornick verkocht.
Frederik liet, onder mogelijke anderen, twee kinderen na: een zoon Frederik (:), die volgt, en een dochter Lumalda of Lumildis, gehuwd met Herbert heer van Putten.
Zie: W. de Haas, in Herald. Bibl. (1882), 13, 14; Nijhoff, Gedenkwaardigheden Gesch. Gld. I, 184, 187, 193, II, p. XL; Nederl. Adelsboek (1916), 256.
Regt