[Ese, Egbert van Hekeren van der]
ESE (Egbert van Hekeren van der), heer van Almelo en Vriezenveen, geb. omstr. 1360, overl. 1453 ?, zoon van Evert, die volgt, en van Bate of Beatrix vrouwe van Almelo.
Hij komt het eerst voor 31 Dec. 1396, in de uitspraak van bisschop Frederik III van Blankenheim, volgens welke zijn vader aan Wolter Stelling en Lambert van Isselmuyden 425 oude schilden zal moeten betalen en voor welke som Egbert en zijn moeder zekerheid moeten stellen (Tijdr. Reg. Ovl. II, 23). In 1401 wordt Egbert beleend met het goed Gregikenshove (kerspel Delden), zooals zijn vader vóór hem, welk leen door Gerd van Ampsen, geheten Tanneken, tot zijn behoef was opgedragen (Ovl. Almanak 1851, bl. 44). Egbert schijnt vredelievender te zijn geweest dan zijn woelzieke vader: toch had ook hij zijn geschillen. 9 Aug. 1401 belooft Henri Spelzenhouwer onder eede Egbert juncker te Almelo en de borchmannen van Almelo niet meer te zullen beleedigen met woorden, daden en werken (Arch. van Rechteren). Een paar jaar later wordt in de stadsrekening van Zutphen vermeld dat in 1403, saterdag op Sinte Michiel (29 Sept.) Johan van der Capellen, Andries Yseren, Lambert de Meyer, Evert van der Mencke en Henric Onbedwongen met burgers gewapend waren gereden tot Almelo doe Egbert v.d. Ese met sijnen geselle Coenraets van Boerls en Godeken Addinck peerden genomen hadden. Daarentegen was hij met den graaf van Bentheim en met den bisschop op goeden voet. 4 Oct. 1404 was hij met anderen borg voor den bruidschat van 2000 gulden door Ludolf heer van Steinfurt aan zijn dochter Mette beloofd (Jung, Hist. Benth.) en met den bisschop, hiervóór genoemd, sloot hij 9 Aug. 1405 een verdrag over de tollen op de wegen tegen zijn verplichting om die te onderhouden (Deductie der rechten van Almelo).
Van zijn meer dan gewone mildheid tegenover de geestelijkheid getuigt het Tijdr. Reg. Oud Prov. Arch. van Ovl., waar geheele bladzijden zijn gevuld met hetgeen hij daaraan wegschonk. Ja, die mildheid nam zulke afmetingen aan dat bisschop Frederik zich geroepen gevoelde daaraan paal en perk te stellen. 1 Juni 1415 bleek dat Egbert en zijn gade Elisabeth zich, bij verbeurte van aI hun goederen in het Sticht, in 's bisschops handen hadden verbonden, dat zij geen vaste goederen zouden afstaan of verkoopen, noch zich verbinden in gevangenis of gijzeling te rijden dan met toestemming van Frederik, graaf van Meurs, en Frederik van der Ese. Wanneer hij echter op een krijgstocht werd gevangen genomen dan mocht hij zich voor zijn persoon verbinden (Tijdr. Reg. II, 221). Hij, Egbert was met zijn vrouw in 1406 de voorname stichter