ders v.H. v.d. E. opnieuw met den utrechtschen bisschop, nu met Jan van Verneburg, in oorlog. Op nadeelige voorwaarden moesten zij 9 Mei 1367 vrede sluiten: hun kasteelen Rechteren en Almelo werden tot open huis van den bisschop verklaard.
27 April 1363 beloofden Peter van Culenborg en Henric van Malderick de oude en de jonge hem, Evert, niet te zullen hinderen in de uitoefening van zijn recht op het huis te Weerde en in den voorburg, gedurende een maand, onder verband van vrijwillige inleisting in een herberg te Bocholt (Arch. v. Rechteren). Evert was met Johan van Solmis heer van Ottenstein scheidsrechter in de huiselijke oneenigheden tusschen graaf Bernard van Bentheim en diens echtgenoote Perpette van Steinfurt (de grootmoeder van Everts' vrouw was Oda van Bentheim) en 16 Aug. 1383 werd bepaald, dat de gravin weer in het ouderlijk huis zou komen, haar bruidschat behouden enz. (Jung, Hist. Bentheim, 228). 24 Mei 1383 bekent Evert van Heker heer tot Almelo aan de stad Zutphen 100 oude schilden schuldig te zijn (Zutph. Arch.). 29 Juni 1387 sloten Berend greve to Benthem, Boldewijn heer to Stenvoorde en diens zoon Ludolf, Johan van Zolmisse heer ten Ottenstein en zijn zoon Henrik, Arend van Gutterswijk, Wolter heer van Voerst en Keppel en Evert van Hekeren heer tot Almelo gezamenlijk een verbond, waarin zij verklaarden nu onderling eendrachtig te zijn geworden en dat, wanneer een van hen overlast werd aangedaan, de anderen binnen 14 dagen ter hulpe zouden komen, uitgezonderd tegen enkele met namen genoemden. Evert noemde den bisschop van Utrecht, den graaf van Tekelenborch en jonker Diederik van der Mark. Het verbond ging aan voor 20 jaren, Solms en Voorst zouden de onderlinge scheidsrechters zijn (Niesert, Munst. Urk. V, 268).
Evert zegelde in 1388 met een kruis, in het hoofd rechts vergezeld van een leeuwtje (Bijdr. Gesch. Ovl. III, 325). Of Evert voortaan in vrede heeft geleefd met den utrechtschen kerkvorst valt te betwijfelen. 29 Dec. 1394 beloofden Evert en zijn vrouw Almelo voor een open huis van den bisschop te zullen houden, geen oorlog te maken, zijn vijanden niet te helpen en misdadigers te helpen vangen enz. Ook aan den oorlog tegen Reinald, heer v. Coevorden schijnt Evert te hebben deelgenomen, want 28 Aug. 1395 verklaart Johan Meyenberg verzoend te zijn met E.v.H., heer v. Almelo, ter zake van zijn nederlaag en gevangenis te Coevorden (Nijhoff, Bijdr. N.R. I, 142), 26 April 1398 nam Peter Dirksz. als momber van Pelgrim Sticke het eerste wasteeken tegen E.v.H. wegens 1000 fransche schilden (Tijdr. Reg. II, 59), maar 28 Febr. 1400 was Egbert v.H. zijn vader opgevolgd. Evert v.H. moet dus in 1398 of 1399 overleden zijn.
Hij was omstreeks 1350 gehuwd met de rijke en aanzienlijke Beatrix of Bate van Almelo, erfgename van de heerlijkheid Almelo, dochter van Egbert heer van A. en van diens tweede vrouw Mechteld van Limborch(?). Bate, die in Januari 1411 nog in leven was, had zich met haar man verdienstelijk gemaakt bij de stichting van het klooster Frenswegen in 1393. Met haar zoon Egbert was zij 12 Maart 1406 een der voornaamste stichters van het klooster te Sibculo en in 1407 van dat te Almelo (Oudh. en Gesch. v. Deventer II, 253 en 311). Zij had bij haar man minstens 5 kinderen, waaronder Egbert, die voorgaat, Herberich of Herbrecht, abdis te Berchorst, vermeld in 1389 en 1413, Elisabeth, gehuwd met Jan van Buck-