[Delen, Brand van (1)]
DELEN (Brand van) (1), geb. omstr. 1450, overl. in 1533, zoon van Daem v. D. en van Margriete bastaarddochter van Filips van Polanen.
Hij was in 1476, 77, 1522-27 raad, in 1484, 85, 87-89, 91-93, 96-98, 1500-4, 6, 7, 9-11, 13, 16-20 schepen en in 1486, 94, 99, 1505, 8, 12, 14, 21 burgemeester der stad Arnhem. Onder verband van vrijwillige inleisting te Deventer, belooft hij met Hendrik Bentinck 20 Juli 1493 aan Volkert van Kuinre 400 rijnsche guldens terug te betalen, die ten behoeve van hertog Karel van Gelre door hem opgenomen waren. Hij toch behoorde tot de edelen, die dezen vorst bij zijn verheffing tot landsheer in genoemd jaar, deels met eigen geldmiddelen, deels met geleend geld, vrijwillige giften en borgstelling te hulp kwamen. Met Henrick Bentinck en Herman van Mekeren vertrok hij in 1505 naar Brussel en sloot 6 Juli van dat jaar het verdrag, waarbij Philips de Schoone verklaarde de stad Arnhem, die zich aan hem onderwierp, in genade aan te nemen met bevestiging harer vrijheden en rechten. Den 29en Nov. 1506 doet hij als schepen en raad van Arnhem met den overigen magistraat hulde aan den zesjarigen aartshertog Karel van Oostenrijk. In hachelijke tijdsgewrichten geroepen tot de regeering der stad, bekleedde hij er het burgemeestersambt o.a. in 1521 tijdens de verrassing van Arnhem door hertog Karel.
Bij zijn tot heden onbekende vrouw won hij o.a. twee zoons Daem en (Karel) Otto. De eerste volgt.
Zie; J. Anspach in Ned. Heraut V, 145-147.
Regt