Nieuw Nederlandsch biografisch woordenboek. Deel 8
(1930)–P.J. Blok, P.C. Molhuysen– Auteursrecht onbekend
[pagina 369]
| |
volgt, en van Johanna van Broeckhuysen. Hij had in zijn jongelingsjaren ter zee gevaren en had op zijn laatsten tocht schipbreuk geleden. Als eenig overgeblevene was hij op een door wilden bewoond eiland aangeland en had onder die bevolking zijn beste levensjaren doorgebracht. Na een verblijf van een kwart eeuw vond hij gelegenheid om naar het vaderland terug te keeren, waar alleen door zekere kenteekenen zijn identiteit kon worden vastgesteld. Zoowel zijn verblijf op het eiland als zijn terugkeer zijn later met allerlei bijvoegsels opgesmukt: als een geldersche Robinson Cruso ë verschijnt de verwilderde edelman in de volksverhalen, meegedeeld in eenige der onder te noemen bronnen. Als erfgenaam van zijn oom Dirk van Broeckhuysen (overl. 1693) werd hij met Eck-en-Wiel beleend, verkreeg hij den eigendom van een tiend te Avezaath en van landerijen in Ingensbroek en werd wegens Eck-en-Wiel 19 Dec. 1701 (volgens anderen in 1697) in de ridderschap van Nijmegen beschreven. Hij had echter maar kort genoegen van deze waardigheden, daar hij een groot jaar later ongehuwd overleed. Hij werd te Eck begraven. Zie: Ridderschap van Veluwe, 222, 283; Ridderschap van Nijmegen, 351; Herald. Bibl. (1879), 139-143, 154, 155; Nederl. Heraut V, 155; Heldring, Wandel. in de Betuwe (1839), 183-189; Geld. Volksalm. 1854. Regt |
|