[Boetzelaer, Mr. Pieter Alexander baron van]
BOETZELAER (Mr. Pieter Alexander baron van), geb. te Leiden 9 Jan. 1759, ged. in de Pieterskerk 12 Jan., overl. te Amsterdam 18 Oct. 1826, zoon van baron Nicolaas, hiervóór, en van Elisabeth Dorothea de Raet.
Hij studeerde sedert 13 Sept. 1775 te Leiden in de rechten, opnieuw 2 Oct. 1783, werd raadsheer in het Hof van Holland, Zeeland en West-Friesland tot 1795, later burgemeester van Amsterdam, lid der Prov. Staten van Noord-Holland en lid van de Tweede Kamer der Stat.-Gen. Benoemd in de ridderschap van Holland 28 Aug. 1814; baron, met al zijn wettige afstammelingen in de mannelijke lijn 18 Juli 1819. Hij is ook lid van den raad te Amsterdam geweest, vice-president van het amortisatie-syndicaat, curator van het Athenaeum en der latijnsche scholen, hoofdbestuurder en voorzitter van den raad van bestuur der Kon. Academie van Beeldende Kunsten en president van de subcommissie van weldadigheid. De Amsterd. Courant vermeldde hem bij zijn overlijden als een man ‘in vele wetenschappen ervaren, van vaste trouw, heilige beginselen van godsdienst, recht en plicht, nooit wankelende, zoowel edel door verdiensten als door geboorte, den eernaam van verdienstelijk burger waardig’.
Hij was te Amsterdam 18 Juli 1801 gehuwd met Brechje Agatha Alewijn, geb. aldaar 24 Febr. 1777, er overl. 9 Maart 1853, dochter van Mr. Frederik en van diens tweede vrouw Barbara Maria Fabricius en sedert 1799 weduwe van Mr. Abraham Pieter van Notten.
Uit hun huwelijk sproten 2 dochters, t.w. Brechje Agatha Carolina (1802-1827), gehuwd met Johannes Jacob Kluppel, lid van den amsterdamschen gemeenteraad, en Petronella Elisabeth Alexandrina (1807-1878).
Zie: Wapenheraut V, 267, VIII (1904), 460, 461, 508; van der Muelen, Ned. Adel, 17; Amsterdamsche Courant, 20 Oct. 1826.
Regt