[Boetzelaer, Frederik Hendrik baron van den (1)]
BOETZELAER (Frederik Hendrik baron van den) (1), heer van Langerak, geb. omstr 1626, overl. 11 Aug. 1674, zoon van Gideon, die volgt, en van Louisa van Clermont d'Amboise.
Hij had waarschijnlijk prins Frederik Hendrik tot peter, erfde van zijn broeder de heerlijkheid Langerak, werd 6 Juni 1654 met de lage heerlijkheid en 8 Juni d.a.v. niet de hooge heerlijkheid verlijd. Hij werd in 1661 beëedigd als ritmeester, maar in 1665 in zijn dienst geschorst, ongetwijfeld ten gevolge van zijn duel met den Rijngraaf, die daarbij om het leven kwam. Echter werd hij al spoedig in actieven dienst hersteld en in 1671 van majoor tot kolonel bevorderd. In die hoedanigheid werd hij in 1672 door den prins van Oranje naar 's Hertogenbosch gezonden om den gouverneur van die met beleg bedreigde vesting bij te staan. Later was hij als brigadier onder Godard van Reede Ginckel 11 Aug. 1674 in den slag bij Senef, waar hij, dapper strijdende, sneuvelde, nadat hij 6 April van dat jaar met zijn huis Langerak in de ridderschap van Utrecht en wegens de edelen en ridderschap van Utrecht in de Staten van dat gewest was beschreven.
Hij, doorgaans de baron van Langerak genoemd, huwde met Juliana Ferens, of wel Anna Juliana F. Zij leefde nog 10 April 1712 en schijnt dezelfde te zijn als Anna Ferens te 's Gravenhage in de Groote Kerk gedoopt uit Enno en Jeanne Hinder- of Henderson. Uit dit huwelijk sproten drie zoons en een dochter. Een zoon, Frederik Gideon, gaat hiervoor.
Zie: Bosscha, Neerl. Heldend. te Land2 II, bijl. 470, 475; van Sypesteyn en de Bordes, De Verdedig. v. Nederland in 1672 I, 42; Beekman, Beschr. v. Asperen, 278; L. Sylvius, Leven en Bedr. van Willem III J, 255; Hora Siccama, Aant. Reg. Huygens, 93; Alg. Ned. Familiebl. XIV, 113 (over Ferens); ten Raa en de Bas, Staatsche leger V, passim.
Regt