tot bundels vereenigd waren. Vermeldenswaard is ook de in 1692 uitgegeven brief, aan zijn vriend van Leeuwenhoek, over de dieren, welke men in de lever van schapen kon vinden. Na zijn dood verscheen nog een goede studie over de vergelijkende ontleedkunde van het oog. Met eere mag dan ook de naam van B. naast dien van de andere groote ontleedkundigen van zijn tijd worden genoemd. Ook als leermeester heeft hij op dit gebied uitgeblonken. Tevens blijkt, dat hij als practisch geneesheer, met name als chirurg, tot de besten uit zijn tijd heeft behoord. Belangrijke waarnemingen heeft hij ook op dit gebied verhaald. Over zijn zedelijk leven weten we te weinig om daarover een oordeel te kunnen vellen. Maar niet voor hem pleitte het door Krul geconstateerde feit, dat hij zich ook aan ‘vileine tractaatjes’ te buiten is gegaan. De vriendschap van vele uitnemende mannen, waarin hij zich verheugde, bewijst wel, dat hij niet zulk een onbehouwen mensch was, als sommigen hem hebben afgeschilderd. Ten slotte vermelden we nog, dat B. gehuwd was met Hendryne Kiskes, bij wie hij een zoon Gerrit had, die later fiscaal van den Hoogen Krijgsraad der Vereenigde Nederlanden werd.
Zijn oudere broeder was Lambert B., over wien dl. IV, kol. 146.
Geschriften: Tooneelpoezy, bestaande in zin-, bly- en voorspeelen (Leiden 1719); Mengelpoëzij (Leiden 1719); Anatomia corporis humani (Amst. 1685, holl. vert. Amst. 1690, waarbij tevens Inleyding tot de ontledingkunst, Oratie gedaan den 11den van Lentemaand 1688 in de Engelsche kerk binnen 's Gravenhage); Zeegegroet, ter gewenschter komste in de Vereen. Nederl. van den Grootmagtigen en dapperen Vorst Willem, koning van Engeland enz., op den 5den Febr. 1691 in 't latijn uitgesproken in de Fransche Kerk binnen 's Graavenhaage (den Haag 1691); Komste van Zyne Majesleit Willem III enz. in Holland, ofte beschryving van alles het welke in 's Graavenhaage en elders ten teeken van vreugde en eere is voorgevallen, vercierd met kopere plaaten (den Haag 1691); hetzelfde werk met franschen tekst (den Haag 1692); Beurzestryd of saemenspraek tusschen Galenus en Baldus (1692, anoniem); latijnsche oratie, uitgesproken te Leiden den 8en Maart 1694; Oratio de invictissimo Britanorum rege Guilielmo III, uitgesproken te Leiden den 29en Juni 1696; Verhaal der laatste ziekte en het overlijden van Willem de derde, enz. (Leiden 1702); Diss. de antiquitate anatomes (Lugd. Bat. 1694); Oratio in funere Pauli Hermann (Lugd. Bat. 1695); Brief over de dieren, die men in 't lever der Schaapen vind (Delft 1692, in het latijn vert. Lugd. Bat. 1698); Decas prima anatomica-chirurgica,
opgedragen aan de Royal Society (1704); Exercitationum anatomico-chirurgicarum decades duae (Lugd. Bat. 1708); De oculis et visu variorum animalium observationes physico-anatomicae; De morbis navigatorum, vert. van Cockburne's Account of the distempers incident to seafaring peopte (Londen 1701); Opera omnia (Lugd. Bat. 1715). Verder vond ik nog van B. vermeld: een vert. van F. Ruysch' Delucidatio valvularum in vasis lymphaticis, in zijn jeugd bewerkt en G. Cowper, Criminis liter. cit. coram tribun. nob. ampl. Soc.Brit.-reg.; Tractatus de amuletis.
Zijn portret komt voor op een gildestuk in het Rijksmuseum, waarschijnlijk door Nic. Maes (1680); een portret door J.F. de la Court (1710) is in de Lakenhal te Leiden; een miniatuur door A. van Halen was in het Panpoeticon Batavum; gegra-