Bik in het Indisch Nummer, 6 en 13 Sept. 1924, van Holland Express. De origineelen bevinden zich ten deele in 's Rijks Herbarium, ten deele in 's Rijks Ethnogr. Museum te Leiden, ten deele in het bezit van een kleinzoon van A.J. Bik, Mr. A.J.E.A. Bik, te 's Gravenhage.
J. Th. Bik deed in 1823 nog een reis met den natuuronderzoeker J.C. van Hasselt naar West-Bantam, waarvan het verslag van zijn hand verscheen in het Tijdschr. Bat. Gen. XVI (1867), p. 260-276; A.J. Bik maakte in 1824 met de schoeners ‘Dafné’ en ‘Pollux’ een nadere verkenning naar de eilanden Kefing, Goram, Groot- en Klein-Kei, en de Aroe-eilanden, waarvan het Dagverhaal met talrijke teekeningen onlangs door genoemden Mr. Bik gepubliceerd werd (Leiden 1928). Beide reizen geschiedden in opdracht van het Gouvernement. J. Th. Bik publiceerde nog: Aanteekeningen nopens een reis naar Bima, Timor, de Moluksche eilanden, Menado en Oost-Java, gedaan in 1821 en 1822 met den hoogleeraar C.G.C. Reinwardt in Tijdschr. Bat. Gen. XIV (1864), p. 125-183, terwijl van A.J. Bik nog bekend is een korte verhandeling over De goudmijnen van Pagoewat bij Gorontalo, in T.v. N.I. 7e jrg. (1845) II, p. 90-104.
Maatschappelijk was hun verder leven aldus: A.J. Bik werd 17 Dec. 1822 Vendumeester te Batavia; 2 Nov. 1824 f.g. Ass. Resident der Ommelanden van Batavia; 8 Maart 1825 effect. Ass. Rest. dier Ommelanden; 30 Mrt. 1832 Ommegaand rechter in de Wester-Afdeeling van Batavia, in welke functie hij zich onderscheidde in de betengeling van den Chineezenopstand te Tjilangkap in het Krawangsche (Veth, Java III, 1882, p. 155). Gepens. bij B. 27 Juni 1837, no. 2; lid en vervang. Voorzitter der Thee-Commissie bij B. 2 Febr. 1840, no. 1; vrij transport naar Europa verl. B. 8 Dec. 1846, no. 1. Hij keerde in 1847 naar Nederland terug, vestigde zich te Amsterdam, kocht met een zwager samen het landgoed ‘de Breesaap’, waarop later IJmuiden zou gesticht worden. Uit zijn huwelijk met A.M. Arnold werden 3 zoons en een dochter geboren, die zijn tak tot nu deden bloeien.
J. Th. Bik werd 21 Jan. 1824 waarn. Vendumeester te Batavia, en 10 Jan. 1826 vast in dat ambt benoemd; gepens. bij Besl. 13 Dec. 1836 no. 29. Hij bleef in Indië, en werd daar groot landeigenaar; hij kocht in 1863 de landen Tanah Abang bij Weltevreden, en Tjileboet bij Buitenzorg, en later in 1866 het groote land Tjiseroea. Zijn huwelijk met W.M.R. Martens bleef kinderloos; een wettig erkende zoon stierf op jeugdigen leeftijd.
Buiten deze twee zoons ontsproten nog uit het huwelijk van Jan Bik en Jeanne Butin een drietal ambtelijk verdienstelijke zoons:
Pieter Albert Bik, geb. te Amsterdam 18 Juli 1798, overl. te Breda 10 Apr. 1855, wiens dienststaat luidt: 8 Nov. 1816 Ambt. van Banjermassin; 29 Apr. 1817 Scriba ald.; 16 Juni 1818 Ambt. v.d. W. Kust v. Borneo; 10 Aug. 1819 1e Comm. b.d. Secr. d. Hoofd-directie v. Finant.; 17 Juli 1822 Postmeester te Batavia; 5 Jan. 1839 Ontv. v.h. Collateraal te Bat.; 21 Maart 1839 Lid Bat. Weesk.; van 10 Apr. 1841 tot 6 Apr. 1845 Opperhoofd v.d. handel in Japan; gepens. 6 Febr. 1851. Zijn afstamming bloeit nog voort.
François Butin Bik, geb. te Amsterdam 5 Mei 1804, overl. te Batavia 12 Juli 1843, Slaat v. dienst: 7 Febr. 1817 Klerk Gouv. Secretarie; 1 Febr. 1819 Klerk 1e kl.; 7 Febr. 1820 Kommies 2e kl. Hoofddirect. v. Finant.; 7 Sept. 1821 Kommies 3e kl.; 20 Dec. 1825 Hoofd-Kommies;