Nieuw Nederlandsch biografisch woordenboek. Deel 8

[Beveren, Willem Hendrik de]

BEVEREN (Willem Hendrik de), geb. op Ceilon, naar gissing van zijn meester, J.G. Loten in 1733, overl. te Batavia vóór 1781. Zijn grootvader was de gelijknamige officier, die zich in den oorlog op Java (1706) en op Ceilon (1708) door zijn dapperheid en zijn bekwaamheden onderscheiden had. Bij een singaleesche vrouw had deze een zoon, die later de vader zou worden van onzen W.H. Ook zijn moeder was een inboorlinge van dat eiland. Onderwijs was dezen ‘untaught christian Cingalese’ zoo goed als niet ten deel gevallen, in elk geval niet in teekenen of schilderen en toch is hij in dienst van zijn meester, bij wien hij inwoonde, Joan Gideon Loten (zie dit deel), de vervaardiger geweest van diens verzameling platen ten getale van 144. Het waren afbeeldingen van zoogdieren (5), vogels (103), visschen (7), schaaldieren (3), inktvisschen (3), insecten (10) en planten (13), alle naar het leven of naar pas gedoode dieren geteekend, alle schitterend van uitvoering, met verbazend nauwgezette

[p. 92]

wedergave van vormen en kleuren. Voor dezen aquarelschilder schenen geen moeilijkheden te bestaan. Van den ‘native artist’ zelf is verder niets bekend. Loten zegt van den majoor de Beveren, dat hij behoorde tot ‘the most noble and ancient family of de Bevere’. Voor de lotgevallen dier collectie zie J.G. Loten in dit deel. B. is ongehuwd gebleven.

Zie: P.J.v. Houten, Twee natuurliefhebbers der 18de eeuw in Bulletin v.h. Kol. mus. te Haarlem No. 34 (Amsterd. 1906); dezelfde, Twee natuurliefhebbers der 18e eeuw (vollediger dan het eerste) in Ind. Mercuur van 6 Juni 1905, 13 en 20 Maart 1906; Valentijn, Oud en Nieuw Oost-Indië, 168-200.

Bartelds