[Wittem, Jan heer van (3)]
WITTEM (Jan heer van) (3), overl. te Maastricht vóór 6 Maart 1443, zoon van Jan (2) en van Catharina van Hoensbroeck, werd 6 Jan. 1406 kastelein en drost van Valkenburg (Limb.); hij beloofde het land en slot trouw te zullen bewaren en op het eerste bevel af te staan, voor welke belofte zijn halfbroeders Henri en Jacques zich 31 Jan. 1408 borg stelden; 23 April 1409 verkreeg hij van den hertog van Brabant dat hij hem het drostambt minstens voor den tijd van 13 jaar zou laten; 2 Maart 1414 vernieuwde hij den eed van trouw aan den hertog; 4 Nov. 1415 bezegelde hij met zijn halfbroeder Henri en zijn neef Jan, heer van Bautersem mede het verbond der Staten van Brabant; in 1422 was hij drost van Brabant, 1428-1443 hoogschout voor Brabant te Maastricht. Hij was gehuwd met Margaretha van Pallant (overl. 1460), dochter van Werner II v.P., heer tot Breidenbemd en van Alveradis van Engelsdorf, welke hem de volgende kinderen schonk: Frederik (zie eigen artikel); Jan, heer van Issche, Houtven en la Rochette; Werner, heer van Houtven, huwde met Maria van Hulsberg; Margaretha, huwde in 1452 met Hendrik II Scheiffart van Merode, heer te Hemmersbach; Maria, huwde met Daniel van Goor, heer tot Wijer.
Zie: H. Mosmans, De heeren van Wittem, 39-42, 148-149.
Verzijl