Nieuw Nederlandsch biografisch woordenboek. Deel 7
(1927)–P.J. Blok, P.C. Molhuysen– Auteursrecht onbekend
[pagina 1333]
| |
gesteld; 6 Nov. 1524 verpandde Karel, hertog van Gelder, hem de halve heerlijkheid Horst zooals hij die van Eduard van Bocholtz had ingelost, welke halve heerlijkheid hij 12 Febr. 1530 in erfelijk bezit kreeg; de andere helft ervan was in bezit der heeren van Meerlo uit het geslacht van Mierlaer. 3 April 1527 onderhandelde hij met andere heeren te Keulen over het huwelijk van Frans, oudsten zoon van Antoon, hertog van Lotharingen, en Anna, dochter van Johan III, hertog van Cleef en van Maria van Gulik; 29 Juni 1526 was hij scheidsman in de overeenkomst tusschen Adelheid Schenck van Nydeggen, vrouwe tot Arcen, weduwe van Renier van Gelre en de bastaardkinderen van Dirk Schenck van Nydeggen; 24 Oct. 1530 behoorde hij tot de scheidsmannen, die de grenzen in het veen tusschen Afferden en Well vaststelden; 16 Febr. 1541 werd hij naar den rijksdag afgevaardigd; 23 Febr. 1541 was hij een der gevolmachtigden van Willem, hertog van Gulik, om bij keizer Karel V de beleening met het hertogdom Gelder en graafschap Zutphen te verzoeken; 12 Sept. 1543 onderteekende hij mede in het leger voor Venlo, het verdrag, waarin Willem van Gulik afstand deed van het hertogdom Gelder en graafschap Zutphen ten behoeve van keizer Karel V; 22 Maart 1545 werd hij tot raad in het hof van Gelder te Arnhem aangesteld; 10 Aug. 1554 was hij scheidsman in een geschil tusschen den abt van het klooster in 't Sand bij Straelen en Hendrik Poen;- 7 Dec. 1554 ontving hij een schrijven van den kanselier en raden van het hof van Gelderland te Arnhem, inhoudende verzoek om zijn ambtsonderdanen te gelasten, de ingezetenen van Roermond behulpzaam te zijn met het reinigen der straten en het wegruimen der puinhoop en, ontstaan door den brand, welke 16 Juli tevoren het beste en rijkste gedeelte der stad vernield had. Johan van Wittenhorst huwde met Elisabeth van Baerle en hertrouwde met Josina van Wees tot Dodenweerd (geb. 1497, overl. 27 Nov. 1572, begraven te Horst). Uit dit laatste huwelijk de volgende kinderen: Johan (2), die volgt; Diederik, kanunnik te Luik en Utrecht, proost te Elst; Herman, heer tot Sonsfeld, Waalwijk, Eethen, Meuwen, Drongelen en Gansoyen; Maria, huwde met Johan van Voorst, heer van den Doerenwerdt en vervolgens met Frederik Torck, heer van Hemert en Sinderen; Alexandrina, huwde met Gerdt van Bocholtz tot Grevenbroeck; Jacoba, huwde met Vincent Voss van Schwarzenberch, drost te Middelaer; Hendrik, heer tot Endt, drost te Hussen, huwde met Vlaendt Maesschereel. Zie: Maasgouw (1898), 47, 48, 56, 60; Adolf Steffens, Geschiedenis der aloude heerlijkheid en der heeren van ter Horst in het land van Kessel 36-43; Limburg's Jaarboek (1925), 139. Verzijl |
|