[Veen, jhr. Jacob van]
VEEN (jhr. Jacob van), zoon van jhr. Jacob van Veen, kapitein ter zee, en van Geertruid Bontekoe, werd 3 Augustus 1701 te Alkmaar geboren en overleed aldaar 9 Januari 1752. Zeer tegen den zin zijner voogden - op zijn 3e jaar verloor hij zijn vader, op zijn 15e zijn moeder - knoopte hij reeds vroeg liefdesbetrekking aan met Johanna van Santen uit Amsterdam, ‘de Vreugde en Wellust van (zijn) dagen’, met wie zijn Mintriomf, dat hij als 15-jarige dichtte, hem in kennis bracht. Zoodra hij meerderjarig was, trouwde hij haar (23 Maart 1727). Van Buiksloot verhuisde het echtpaar naar Alkmaar, waar van der Veen in alle kringen gezien en geacht, tot het bekleeden van verschillende hooge posten werd geroepen. Des zomers woonde hij op de hofstede Waterrijk bij Egmond-Binnen. Als lid van de vroedschap, als schepen van Alkmaar (1730, 31, 36 en 37) en schout (1739-45), burgemeester van Alkmaar (1746 en 47) schreef hij in zijn ‘Snipper-uuren’ gedichten, ‘om te stichten of te vermaaken’. Om zijn goede vrienden ‘dienst te doen’, stelde hij er een ‘bondeltje’ uit samen, Toonneel en mengelpoezij (Alkmaar 1736, 2 dln.). Het eerste deeltje bevatte Kains Broedermoord, Treurspel in 5 bedrijven, ‘alleen om geleezen en niet om gespeelt te worden’, verder 25 Koning Davids Harp-gezangen op bekende geestelijke en wereldsche ‘zangtoonen’; voorts De twaalf artykelen des Algemeenen Christelijk geloofs, Het gebed des Heeren en 3 geestelijke klinkdichten. Het tweede: Kamma