Nieuw Nederlandsch biografisch woordenboek. Deel 7
(1927)–P.J. Blok, P.C. Molhuysen– Auteursrecht onbekend
[pagina 1220]
| |
Valckenier vertrok op 19-jarigen leeftijd in den rang van onderkoopman naar Indië met het schip ‘Linschoten’ en kwam 21 Juni 1715 te Batavia aan, waar hij zijn geheelen diensttijd werkzaam bleef. Achtereenvolgens werd hij koopman op het generale comptoir, opperkoopman, boekhouder-generaal, raad extra-ordinair (1730), raad ordinair (1733), directeur-generaal (1736) en gouverneur-generaal (1737). Valckenier, die een driftig en despotiek man was, maakte zich veel vijanden; vooral in van Imhoff, die sedert 1732 eveneens raad van Indië was, had hij een heftig en lastig tegenstander, wiens meerderheid Valckenier voelde en door wien hij zich steeds bedreigd achtte. Te meer werd Valckenier daardoor geprikkeld, waar herhaaldelijk bleek, dat van Imhoff door bewindhebbers meer gewaardeerd en geprotegeerd werd dan hij. Reeds in 1735, bij den dood van van Cloon, had Valckenier verwacht tot gouverneur-generaal te worden benoemd; bij de stemming in Rade van Indië kreeg hij toen echter evenveel stemmen als de raad extra-ordinair Patras, die daarop bij loting tot gouverneur-generaal was aangewezen. Waarschijnlijk niet zonder grond weet Valckenier die eigenaardige stemming aan de invloeden van van Imhoff. 5 Dec. 1738 besloot de Raad van Indië, op voorstel van Valckenier, tot extirpatie van de helft der koffieboomen, uit vrees voor overproductie. Het gevolg was, dat in 1739 niet kon worden voldaan aan den eisch van bewindhebbers, welke daarop de geraamde schade verhaalden op Valckenier en den directeur-generaal; de eerste moest toen niet minder dan ƒ 168.493 betalen. Zooals bekend is, bereikten de oneenigheden in Rade van Indië hun hoogetepunt na den Chineezenmoord in 1740, waarvan beide partijen elkaar de schuld gaven. Valckenier liet toen van Imhoff en diens aanhangers in arrest stellen en naar Nederland voeren (zie art. van Imhoff dit dl. kol. 631). Nadat hij op zijn reeds vroeger gedaan verzoek ontslag had gekregen, trad hij 6 Nov. 1741 af en vertrok nog dienzelfden dag als admiraal der retourvloot naar het vaderland. 25 Jan. 1742 kwam hij aan de Kaap aan, waar de gouverneur Swellengrebel hem op last van de XVII in arrest stelde, een gevolg van de onthullingen, door van Imhoff c.s. in de vergadering van bewindhebbers gedaan. Eerst na 7 maanden werd hij van de Kaap naar Batavia overgebracht, waar hij 2 Nov. op de punt Robijn van het kasteel werd ‘geïncarcereerd en gesteld buiten acces’. Drie maanden daarna begon zijn langdurig proces, terwijl eenige maanden later van Imhoff als gouverneur-generaal optrad. Het duurde tot Maart 1744 eer de eisch volgde: onthalzing en confiscatie van alle bezittingen. 15 Dec. was Valckenier gereed met zijn verdediging, die 12.233 artikelen bevatte! Intusschen ontstond over de procesvoering oneenigheid tusschen den Raad van Indië en dien van Justitie; de laatste wilde den beschuldigde inzage geven van verschillende regeeringsstukken, wat de eerste weigerde. Bovendien eischte Valckenier stukken uit Nederland op, waardoor het proces hangende bleef. Voor een uitspraak gedaan was, overleed Valckenier 20 Juni 1751 in den kerker, waarin hij 9½ jaar preventief had gezeten. In 1755 verklaarde de Hooge Regeering de crimineele actie wegens den dood van Valckenier ‘geaboleerd’. Behalve zijn optreden bij den Chineezenmoord was een der voornaamste beschuldigingen geweest ambtsverkoop. Vast staat, dat de moordpartij op de Chineezen niet door Valckenier was geordonneerd, zooals zijn vijanden beweerden. Hij heeft echter even- | |
[pagina 1221]
| |
min iets gedaan om den gruwel te beëindigen. Maar evenzeer van Imhoff c.s. hebben van uit hun posten aan de poorten de ‘massacre’ aangezien, zonder er iets tegen te doen. Even vast staat echter, dat op het oogenblik van de grootste spanning Valckenier persoonlijk bevel heeft gegeven de Chineezen in de boeien te dooden en die, welke in het ziekenhuis lagen, daaruit de straat op te sturen, wat met een doodvonnis gelijk stond. Terecht noemden de Staten-Generaal dit later ‘eene actie, die niet sonder horreur kan worden aangemerkt’. In 1760 kwam een overeenkomst tot stand tusschen de Compagnie en den zoon van Valckenier, waarbij de laatste uit den in beslag genomen boedel van zijn vader een som van ƒ 725.000 ontving. Valckenier is tweemaal gehuwd geweest: 1 Mrt. 1725 met Johanna Alida Tolling, dochter van Mr. Laurens Tolling, raad van Indië, en van Anna Catharina van Happel; na haar overlijden op 15 Maart 1729 huwde Valckenier 4 April 1730 met Susanna Christina Massis, weduwe van Adriaan van Biesum, ontvanger-generaal van Indië, geb. te Batavia 27 Jan. 1704, overl. aldaar 11 Febr. 1737. Uit het eerste huwelijk werd een dochter geboren, Susanna Catharina, geb. te Batavia 10 April 1728, overl. te Amsterdam 22 Jan. 1743. Uit het tweede huwelijk, Mr. Adriaan Isaäk Valckenier, geb. te Batavia 10 Juni 1731, schepen van Amsterdam, gehuwd te Haarlem 6 Dec. 1756 met Sara Johanna Vultejus, dochter van Johan Vultejus en van diens tweede vrouw Sara Johanna de Kempenaer. Zijn door een onbekend kunstenaar geschilderd portret is in het paleis te Weltevreden, verkleinde copieën in het paleis te Buitenzorg, het ministerie van koloniën te 's Gravenhage en het Rijksmuseum te Amsterdam; zijn portret is gegraveerd door Vinkeles, Bogerts en J.v.d. Schley. Zie: van Rhede v.d. Kloot, De Gouverneurs-generaal en Commissarissen-generaal enz. ('s Gravenhage 1891) en de daar genoemde bronnen; F. de Haan, Priangan en Oud-Batavia, passim. Stapel |
|