[Vaillant, Floris Abraham]
VAILLANT (Floris Abraham), geb. te Maassluis 8 Nov. 1814, overl. te 's Gravenhage 8 Jan. 1890, was de zoon van Dr. C.J. Vaillant en A.M.J. Bijleveld. Hij werd in 1830 cadet aan de militaire academie te Breda, maar bekwam kort daarna verlof in verband met den belgischen opstand en werd in Oct. 1831 ingedeeld bij het corps mineurs en sappeurs te Nijmegen. Toen bepaald was, dat de cadets in het vervolg te Medemblik zouden worden opgeleid, werd hij in Febr. 1832 aldaar geplaatst en wel als cadet der genie. Na volbrachte studie werd hij 24 Sept. 1835 2e luitenant en te Delft geplaatst. Op 11 Nov. 1842 tot 1en luitenant bevorderd, werd hij verplaatst naar Kampen, en in 1850 naar den Helder, waar in dien tijd groote genie-werken werden uitgevoerd. Op 28 Juli 1854 tot kapitein bevorderd, bleef hij in den Helder in garnizoen. In 1859 werd hij als eerstaanwezend ingenieur te Delft geplaatst en in 1866 tweede officier bij het corps mineurs en sappeurs te Nijmegen. Bij zijn benoeming tot majoor, 12 Juli 1867, werd hij commandant van dat corps. Bij zijn bevordering tot luitenant-kolonel 11 Dec. 1871 werd hij weder in den Helder geplaatst. Bij die tot kolonel, 18 April 1875, kwam hij te Utrecht in garnizoen als hoofd van de nieuwe hollandsche waterlinie.
De minister van oorlog, Klerck, was, toen de inspecteur van de genie van Thije Hannes gepensionneerd werd, van oordeel, dat Vaillant, die de oudste genie-officier was, te hoog in leeftijd was om hem op te volgen en droeg voor die betrekking den 4 jaren jongeren kolonel J.P. Holtzschue voor. Vaillant verkreeg eene betrekking buiten de genie op 11 April 1876 en wel die van bevelhebber der 2e militaire afdeeling, ter standplaats 's Gravenhage. De opvolger van Klerck, minister Beyen, was van eene andere meening en bij Koninklijk besluit van 10 Nov. werd Vaillant aangewezen als inspecteur der genie, terwijl Holtzschue zijn plaats als bevelhebber der afdeeling innam. Vaillant werd 13 Juni 1877 tot generaal-majoor benoemd en heeft 6 jaren met eere het inspecteurschap vervuld. Hij werd op zijn verzoek bij Koninklijk Besluit van 20 Aug. 1882 met ingang van 1 Sept. d.a.v. gepensionneerd.
Hij schreef, beide in samenwerking met zijn chef J.O.L. van Ingen: Over het gebruik van zeewier in Notulen Koninklijk Instituut van ingenieurs (1852-53), blz. 159; Over de herstelling van het bomvrije gebouw in het fort Kijkduin, met beschrijving van het fort in Verhandelingen K. Inst. v. Ing. (1853-54), blz. 1.
Hij huwde 3 Jan. 1839 Antoinette Maria Smits, geb. 23 Oct. 1815, overl. 21 Jan. 1886, bij wie hij een zoon, C.J. Vaillant, generaal-majoor der infanterie, en 4 dochters had.
Ramaer