[Tesschemaker, Rutger]
TESSCHEMAKER (Rutger). Van dit elberfeldsche geslacht hebben vele leden te Leiden gestudeerd, in 1601 de eerste, Engelbert, filosofie, nog in 1814 Johannes, in de rechten, deze geboortig uit Demerary. Petrus, die 24 April 1669 als jurist, 20 jaar oud, wordt ingeschreven als geboren in Batavia, zal wel de zoon zijn van Samuel (die volgt). Ook te Groningen vindt men studenten van dezen naam, Petrus, theoloog, ingeschreven 1 Juni 1630, Samuel, ingeschr. 8 Aug. 1639 en nog eens een Petrus, philosofie, op 13 Febr. 1644. Onze Rutger komt onder al deze studenten niet voor; wij vinden hem als predikant op het Horstje bij Rijnbeek in het graafschap Meurs en vandaar ging hij Dec. 1649 naar Indië, van uitstekende getuigschriften voorzien. Hij kwam te Batavia aan 20 Juni 1650 en heet reeds aanstonds bestemd voor Formosa, waarheen hij echter eerst April 1651 vertrekt. Vooraf was hij nog, December 1650, gehuwd met Maria Steur van Palicatta. Men plaatst hem in Soulang, dat nog in 1635 door de onzen wegens moord op een ziekentrooster gestraft, maar sinds rustig was. In 1651 omtrent October overleed zijne vrouw ‘vijff weken oudt kraams, dan het dochterken noch wel dispoost dat Ds. Tesschemaker vrij veranderingh geven en de ouders bedroeft overcomen sal.’ In Mei 1653 (niet 1655, zooals Troostenburg de Bruyn zegt), is hijzelf haar in het graf gevolgd, slachtoffer misschien ook van de toen op Formosa woedende ziekte, ‘maselen als hitsige coortsen’.
Zie: Acta uitg. Knuttel, III, 269, 331; Grothe, Archief I, 45, II, 147, IV, 132, 165; Troostenburg de Bruyn, Biogr. Woordenboek, 426.
L. Knappert