[Teerlinck, Diederik]
TEERLINCK (Diederik), of Terlinck, kartuizer, geb. te Haarlem, overl. 11 Jan. 1449 te Antwerpen. Hij was onder zijn medekloosterlingen zoozeer gezien, dat men nimmer naliet hem in moeilijke aangelegenheden te raadplegen. In 1406 werd hij als prior aan het hoofd geroepen van het kartuizerklooster van Sint Catharina te Antwerpen. Toen in 1411 de ordesprovincie Picardië werd gesplitst in twee provinciën, benoemde het generaal kapittel der Grande Chartreuse hem tot visitator der nieuwe, nederduitsche provincie. Zoowel het bestuur van het antwerpsche huis als dat van de provincie, waartoe aanvankelijk negen kloosters behoorden, heeft hij tot aan zijn dood met grooten ijver en bekwaamheid uitgeoefend. In 1430 werd Johannes de Atrebato in zijn plaats provinciaal overste, terwijl hij de functie van convisitator verkreeg. Toen Dom Johannes echter reeds in hetzelfde jaar overleed, viel het visitatorschap weder aan Teerlinck ten deel. Bovendien heeft hij nog andere gewichtige opdrachten vervuld. In 1415 droegen de diffinitoren van het generaal kapittel aan hem en aan Alphardus de Hollandia (kol. 616), prior van Monnikhuizen bij Arnhem, op om kloosterlingen naar Engeland te zenden, ten einde de pas door den Koning gestichte chartreuse van Shene bij Londen te helpen bevolken. In 1432 reisde Teerlinck met den prior van de chartreuse bij Brugge naar Bazel om de zittingen van het concilie bij te wonen. Reeds het volgende jaar was hij terug in Antwerpen. In 1446 werd hij tezamen met Jacobus Rupsius, prior van de gentsche chartreuse, door het bestuur der kartuizer-