Nieuw Nederlandsch biografisch woordenboek. Deel 7
(1927)–P.J. Blok, P.C. Molhuysen– Auteursrecht onbekend
[pagina 1150]
| |
dorus, die volgt, en van diens tweede vrouw Agatha Alewijn. Hij was een voornaam koopman en bankier, lid der firma Raymond en Theodoor de Smeth, en woonde op de Heerengracht te Amsterdam. Hij was commissaris der stad 1775, schepen in 1781, directeur van den russischen of moscovischen handel in 1782, proost en aartsdiaken van het kapittel ten Dom te Utrecht 1767-1810. In 1807 werd hij extraord. staatsraad van koning Lodewijk Napoleon en versierd met het grootkruis der Orde van de Unie. Hij bezat een belangrijk penningkabinet, waarvan de catalogus door den geleerden en nauwkeurigen Jacob Koning werd saamgesteld. De collectie werd in 1810 verkocht. Hij had het buiten ‘Beerschoten’ te de Bilt van zijn vader geërfd, kocht Vollenhove in 1800 van Mr. Gerard Munter, bracht dit tot een ‘in den eersten smaak nieuw gebouwde Huyzinge’, als hoedanig het in 1810 in bezit kwam van Jan Wolters van Loon. Ook bezat hij aldaar ‘Den Eyck.’ Baron de Smeth is tweemaal gehuwd geweest. Eerst te Amsterdam 24 Juli 1774 met Machtelina Christina Bregitta Warin (1755-1774), dochter van Nicolaas en van Joh. Cath. van de Poll. Daarna te Amst. 12 Oct. 1777 met Sara Maria Graafland (1758-1789), dochter van Mr. Joan en van Martha Henrietta Buteux. De beide vrouwen liggen te Alphen in de kapel begraven; een fraai wapenbord der tweede gade is nog aanwezig. Uit het tweede huwelijk sproten drie kinderen o.a. Theodorus Pieter baron de Smeth van Alphen in 1843 als kamerheer des Konings overleden. Zie: Nederl. Adelsboek (1917), 256; J.E. Elias, De Vroedschap van Amsterdam; E. Gewin, De Bilt, een Utr. dorp 73, 78, 81. Regt |
|