werken te Amsterdam, de aandacht voor de benoeming van diens opvolger op Schuurman gevestigd. Hij werd in de vergadering van den gemeenteraad van 21 Dec. 1881 met algemeene stemmen als zoodanig benoemd. Met het oog daarop verzocht hij eervol ontslag uit den militairen dienst, hetwelk hem bij Koninklijk besluit van Jan. 1882 verleend werd.
Schuurman heeft te Amsterdam veel en nuttig werk verricht, en hoewel hij dikwijls in de commissie uit den gemeenteraad voor de openbare werken onaangename uren heeft gesleten, was hij bij velen, in het bijzonder bij zijn onderhoorigen, zeer geacht en bemind. In den tijd, dat hij directeur van publieke werken was, zijn de volgende belangrijke werken uitgevoerd. Het abattoir, het gymnasium aan de Weteringschans, het gebouw Algemeene dienst aan den kop van de Handelskade, verder een aantal gebouwen en eenige hydraulische kranen aan de Handelskade, het scheikundig laboratorium, verschillende loodsen op de Handelskade, het meerendeel der gebouwen van het Wilhelminagasthuis, het stedelijk museum in de van Baerlestraat, diverse gebouwen van de begraafplaats in het Watergraafsmeer, een strekdam in het afgesloten IJ, een groot aantal bruggen, een groot aantal scholen voor middelbaar en lager onderwijs, de Petroleumhaven in den Amsterdammer Polder, het loozingskanaal en eene belangrijke uitbreiding van de Houthaven.
Schuurman was lid van de tweede door het Koninklijk instituut van ingenieurs op 2 Febr. 1877 ingestelde commissie voor de invoering van een normaal steenformaat. Deze commissie bracht 8 Aug. 1879 verslag uit. Hij was lid van de door hetzelfde lichaam 12 Nov. 1891 ingestelde commissie inzake een open verbinding van Amsterdam met de Noordzee, ontworpen door A. Huet (VI, kol. 818). Met behulp van deze commissie maakte Huet een meer gedetailleerd ontwerp met begrooting. In de vergadering van het instituut van 12 Sept. 1893 hield Schuurman een voordracht, waarin hij de denkbeelden van Huet op een aantal onderdeelen bestreed. Hij was verder lid eener door den minister van Waterstaat, Handel en Nijverheid 24 Dec. 1888 ingestelde commissie tot onderzoek omtrent den toestand en de eventueele herstelling van het westelijk viaduct bij het Centraalstation te Amsterdam. In het rapport dezer commissie had Schuurman een groot aandeel. Op het in 1894 gehouden internationaal binnenscheepvaartcongres te 's Gravenhage deed hij een mededeeling over de haven van Amsterdam.
Bij Koninklijk besluit van 24 April 1882 werd hij benoemd tot lid van het college van regenten der gevangenissen te Amsterdam en te Nieuwer-Amstel. Hij bleef dit tot zijn overlijden.
Om gezondheidsredenen verzocht hij eervol ontslag als directeur der publieke werken. Dit werd hem 20 Maart 1895 verleend, terwijl nader bepaald zou worden, wanneer het zou ingaan. Op 24 Mei 1895 werd bepaald, dat die datum zou zijn 16 Juli d.a.v. Schuurman was een zeer bekwaam en gemoelijk man, die zich steeds geheel aan zijn moeilijke taak wijdde.
Hij huwde 10 April 1862 M.S.J. Thormann, geb. 14 Febr. 1839, overl. 26 Jan. 1903, bij wie hij 2 zonen en 2 dochters had.
Ramaer