[Schooten, Pieter van]
SCHOOTEN (Pieter van), geb. te Leiden 22 Febr. 1634, gest. aldaar 30 Nov. 1679, zoon van Frans (1) en Maria Gool, werd 11 Jan. 1652 te Leiden ingeschreven als stud., maar ontving ongetwijfeld de meeste leiding van zijn stiefbroeder Frans (2). Op de universiteitsbibl. te Groningen zijn een viertal handschriften van zijn hand van wiskundigen inhoud, waaronder uit het jaar 1655, terwijl in een ander van zijn broeder aanteekeningen van hem uit 1656 gevonden worden. Een der vier genoemde bevat Euclidis Elementa, welke Frans van S. in zijn Exercit. Math. of Math. Oeff., p. 543 zegt, dat zijn broeder omstr. 1657 bezig was te vertalen en van commentaren te voorzien. Na het overlijden van genoemden Frans gaf van S. in 1660 diens tweede gecommentarieerde uitgave van de Geometria van Descartes, een posthuum werk van hem, uit. Hij was reeds een jaar lang lector in de wiskunde aan de leidsche ingenieursschool, toen hem 8 Febr. 1661 werd toegestaan de plaats van zijn broeder in te nemen. In 1665 schijnt hij in den Haag gewoond te hebben, doch kreeg in 1670 verlof om aan de leidsche universiteit twee malen in de week de wiskunde ook in het latijn te onderwijzen. Dit onderwijs zal dezelfde strekking gehad hebben als dat van zijn vader en broeder. Evenals deze stond hij in briefwisseling met Wallis (Correspondence of scientific men, ed. Rigaud (1841), p. 519 en 554). Op het gemeente-archief is van hem eene afteekening in kleuren van de fortificaties van Leiden (Cat. prentverz., 2e Afd. (1907), no. 869) en op het Rijksarchief een plan van de vestingwerken van Utrecht (Hingman, Inv. kaarten II, no. 3517).
Voor zijn portret, ten voeten uit, als voorzijde van een penning, zie genoemde Cat. der prentverz. te Leiden, no. 5977 en Leidsch jaarboekje (1913), 80.
Zie: Siegenbeek, Gesch. Leidsche hoogeschool II (1832), bijlagen, p. 138; Bierens de Haan, Bouwstoffen enz. XIII in Versl. en Meded. Kon. Ac. van Wetensch. te Amst., Afd. Natuurk. XII (1878) of in bundel I (1878) 262, 264-265 en Molhuysen, Bronnen tot de gesch. der Leidsche universiteit III (1918), reg.
de Waard