P. Potter vele teekeningen door Camphuyzen en C. Sachtleven, ook zou de teekening in Bremen niet van P.P. zijn, maar van iemand, die verschillende gegevens tot één geheel verwerkt zou hebben. P. heeft een 20-tal etsen gemaakt: staande koe bij een liggende koe, koe liggend bij een hek met 4 planken, grazende koe, koe met naar voren gebogen hoorn, waterende koe, twee vechtende ossen, 2 koeien van achteren gezien, 6 verschillende studies van paarden, o.a. een hinnekend paard, 2 karpaarden etc., dan verder een koeherder, veehoeder, kop van een koe, liggende koe bij boom, Zabucia (Braziliaansche plant); dan worden er nog een 5-tal aan hem toegekend, terwijl daarentegen als niet echte Potter's bekend staan een 8-tal dierstudies, die waarschijnlijk door J. de Visscher zijn gemaakt. Men kan van zijn etsen zeggen, dat de vroegste, als de koeienherder en veehoeder, schilderachtige bladen zijn; dit zijn liggende of staande dieren in landschap. Later, o.a. zijn paardenreeks en de reeks van de acht koeien enz., geven meer de enkele dieren weer, terwijl de omgeving dan slechts vaag aangeduid wordt, de horizonten zijn laag, waardoor de dieren meer uitkomen. P. Potter's etstechniek is voor treffelijk, het stoffelijke wordt goed uitgedrukt, doch men heeft er wel eens op tegen, dat er zoo weinig bewegingsuitdrukking in zijn etsen te vinden is.
Naar zijn ontwerpen maakten prenten: P. Nolpe (prent voorstellende Maria van Engeland komt 9 Maart 1642 hier te lande geld opnemen voor den oorlog tegen het Parlement), verder C. Josi, J. Buys, Ploos van Amstel, J. Scott, Auer, F. Soyer, J.C. Lemaire, J.J. Bylaert, J. Cootwijk, A. Jacobi, P. Arendsen, A. Leyderdorp, Weissbrod, J. Jacquemart, E. Salmon, H. van Hove Pzn., A. Liernur, J.A. Raab, Baltard, G.F. Eilbracht, Villair, L.J. Masquelier, C. Apostool, A. Carse, G. Craeyvanger, J. Mock, J.F. Lange, C.C.A. Last, C. Boquay, Duplessis-Boleaux, G. Engelman, C. Ferrari, Laurens, Pauquet, Dunker, O. Michel, Dupressoir, Sanders, P. Dupont, M. de Bye, A.K. de Koningh, W. Krauskopf, T.S. Cooper, Voght, van Lier, W. Unger, F.L. Huygens, W. Steelinck, J.W. Kaiser, E. Schulz, J. Passini, Laurent, A.L. Zeelander, Desaulx, Gaujot jr., J.A. Boland, Huot, N. Mossdorff, P. de Mare, B.P. Gibbon, J. Kobell, B. Picart, Ph. Zilcken, A. Schouman, R.v.d. Meulen, L. Gaucherel, J.H. Rennefeld, G. Hardorff, P.G. van Os, Voltz, J.Ph. Lebas, G. Greux, Chataignier, J.L. Raab.
Zijn portret is in 1634 geschilderd door B. van der Helst, waarnaar J. Houbraken een gravure en J.C. d'Arnaud Gerkens een lithografie (in Kunstkronijk 1847) vervaardigden; voorts is zijn portret gegraveerd door A.L. Zeelander en gelithografeerd door van Goor, Maurin, C.C.A. Last, Fischer en een onbekend kunstenaar.
Zie: C. Hofstede de Groot, Beschreibendes und kritisches Verzeichnis der Werke der Maler des XVIIten Jahrh. (Essling A.N., Paris, deel IV, 1911); E.W. Moes, Oude teekeningen v.d. holl en vl. school in 's Rijks Prentenkabinet te Amsterdam, 63, 64; A.v. Wurzbach, Niederl. Künstlerlexikon I, 349, II, 133; H.W.F. Jeltes in Elsevier (Sept. 1925), 153; lezing C. Hofstede de Groot, Kon. Oudh. Genootschap (Nov. 1925); v.d. Kellen, Aant. Rijks Prentenkabinet te Amsterdam; E.W. Moes, aant.ald. afd. prenten, afd. schilderijen; A. Bredius in Burlington Mag. (1913-14), 185; A. Bredius, Künstlerinventare, P 41, G 109, G 234, G 279*, G 417, G 556, P 750, G 854*,