P. ook, dat het onze waardig vertegenwoordigd was op de wereldtentoonstellingen te Weenen (1873), te Philadelphia (1876) en te Parijs (1878).
Twintig jaar lang, tot zijn vroegtijdigen dood, heeft P. voor ons M.O. met onverdeelde toewijding en met de grootste nauwgezetheid gewerkt, - onvermoeid, en bij den veelomvattenden arbeid, dien hij zich tot plicht stelde, een werkkracht ontwikkelende, ‘die, - zoo schreef bij zijn heengaan zijn jongere ambtgenoot Dr. M. Salverda - ik onmogelijk acht, dat zij worde overtroffen.’ Voor den jongsten tak van ons onderwijs is P.'s leven van buitengewone beteekenis geweest. De Wet van 2 Mei 1863 - getuigde in 1883 Dr. Salverda - ‘is voor een groot deel zijn schepping’; dertig jaar later erkende G. Bolkenstein, sinds October 1916 inspecteur van het M.O., bij het 50-jarig bestaan dier Wet, dat ‘ons geheele middelbaar onderwijs nog beheerscht wordt door den vèrstrekkenden invloed van het inzicht van Steyn Parvé’.
Behalve inhoudrijke bijdragen met statistische opgaven in de jaargangen 1868-1882 van De Economist - waarvan wij na de boven aangehaalde nog noemen: Over Middelbaar Onderwijs voor Meisjes (jrg. 1870 en 1877); De burgerdagen avondscholen en de ambachtscholen (jrg. 1872); Het toelatingsexamen tot de Kon. Mil. Academie (jrg. 1880, 1881 en 1882); Onze zeevaartscholen (jrg. 1882) - schreef P.: De inrichting van het Middelbaar Onderwijs in Nederland (1871); Die Elementar- und Mittelschulen im Königreiche der Niederlande und deren Entwicklung nach der Einführung der Gesetze vom 13ten August 1857 und vom 2ten Mai 1863 (1873) - in 1876 door hem in het Engelsch vertaald en aangevuld -; Organisation de l'instruction primaire, secundaire et supérieure dans le Royaume des Pays-Bas (1878); De grens tusschen het Lager- en Middelbaar Onderwijs naar aanleiding van het Wetsontwerp tot regeling van het Lager Onderwijs van 20 December 1876 (1877), terwijl als wetenschappelijk werk van zijn hand is verschenen: Het Wiskundig Onderwijs in Nederland beschouwd (1850); De omwenteling der aarde om hare as, voornamelijk in verband met de slingerproeven van Foucault (1851); Leerboek der Natuurkunde (1860), waarvan na zijn dood de herdrukken werden bewerkt door Dr. H. Brongersma (7e druk, 4 dl. 1902).
P. was lid van de Hollandsche maatschappij van wetenschappen te Haarlem; van het Bataafsche genootschap van proefondervindelijke natuurkunde te Rotterdam; van het Provinciaal-Utrechtsch genootschap; honorair lid van het Genootschap ter bevordering der natuurkundige wetenschappen te Groningen; eerelid van de Vereeniging van leeraren aan inrichtingen van M.O.
P. trouwde in 1853 met Lena Wilhelmina Wicherina van Naerssen (overl. 1895), uit welk huwelijk geboren werden Daniel Jan (overl. 1917) en Willem Frederik (overl. 1923).
Zie: Eigen Haard (1883) 249-252; Het Schoolblad van 17 April 1883; De Amsterdammer, Dagblad voor Nederland (13 April 1883), 2e Blad; Het Weekblad voor Gymn. en Midd. Onderwijs (April 1883); Berichten en Mededeelingen van de Vereeniging van Leeraren aan Inrichtingen van M.O. 3e Reeks, 354-356; Het vijftigjarig Bestaan van de Wet op het M.O. (Bijvoegsel van het Weekblad voor Gymnasiaal en Middelbaar Onderwijs (1 Mei 1913); Weekblad voor Gymn. en Midd. Onderwijs (8 Mei 1913).
R. Zuidema