Nieuw Nederlandsch biografisch woordenboek. Deel 7
(1927)–P.J. Blok, P.C. Molhuysen– Auteursrecht onbekend
[pagina 889]
| |
als handelaar-diplomaat ruimschoots zijn sporen verdiend. Toen deze, nog tijdens de vestiging te Antwerpen, het plan beraamde van een expeditie naar het hooge noorden tot verkenning der Tartaarsche of Kara-zee, werd Melchior in 1584 met de leiding van dien exploratietocht belast. Deze moest dienen als wegbereiding voor hen, die eenmaal den zeeweg om den noord naar Indië durfden ondernemen. Geheel voor eigen rekening, alleen gesterkt door den zedelijken steun van prins Willem, wien de financieele toestand des lands te hachelijk scheen om geldelijken bijstand te verleenen, staken de koene avonturiers in zee. Ze hadden het geluk, dat Jan Buyck, stuurman op het schip van M., op omstreeks 65o een breeden diepen riviermond aantrof, die naar den patroon Moucheronrivier gedoopt werd. Het was een der monden van de Dwina die ze ontdekt hadden. Een ruime reede en een gemakkelijke verbinding met het binnenland leek hun een allergeschiktste gelegenheid voor een nederzetting. M. vond hier een levenstaak in dit verre oord, waar hun factorij lange jaren de eenige was en later toch het hollandsche element den boventoon heeft gevoerd. De tocht wierp rijke vruchten af voor het ondernemende handelshuis, dat bijtijds de bakens verzet had, toen den handel op de spaansche havens hoe langer hoe meer moeilijkheden in den weg gelegd werden. Melchior toonde zich een rusteloos arbeidende ondernemer, die den handel aan zich wist te trekken en ook aan het hof te Moskou een geziene persoonlijkheid was. Zijn agenten mochten overal vrij handel drijven, kosteloos werden hun paspoorten verstrekt. Grand seigneur, soepel in den omgang, innemend van manieren, man van zijn woord, deed hij als handig diplomaat voor Pieter niet onder. Hij beleefde er soms moeilijke dagen. Bevreesd voor Balthasars verreikende plannen, kwamen de Nederlanders bij den Czaar in verdenking Straat Waigats te willen afsluiten en tot een tweede Sont te maken. Echter wist hij die verdenking van zich af te werpen en zelfs in 1595 een nieuw handelsverdrag te sluiten, waarvan hij voor de zeeuwsche kooplieden groote voordeelen verwachtte. Schriel van aanleg was geen van de broers. De beste weg om tot goede besognes te geraken lag in veelheid en aanzienlijkheid der geschenken, oordeelden zij. Zooveel stelde hij er zich van voor, dat hij in eigen persoon naar Middelburg reisde, waar hij 18 April 1596 in de vergadering der Staten werd toegelaten om het russische verdrag nader toe te lichten. Het duurde tot 4 Febr. van het volgend jaar, eer het besluit werd genomen vrijdom van inkomende rechten te verleenen aan alle uit Rusland in Zeeland in te voeren producten. Een belooning of een eervolle onderscheiding viel hem niet ten deel. Langer dan noodig was, heeft hij hier niet vertoefd. Rusland, zijn tweede vaderland, trok hem onwederstaanbaar aan. Toch vergat hij daarom zijn landgenooten niet. Aan Arnemuiden schonk hij een levend exemplaar van het dier, dat het als embleem sedert 1574 in haar wapen mocht voeren; een steenen kooi op de markt strekte den arend, waarop men trotsch was, tot verblijf. Ook de leidsche hoogeschool werd bedacht met een ‘ceraunius lapis’, een steen, die als zeer geneeskrachtig te boek stond en deswege zeer gezocht was. Toen Melchior in zijn neef en factoor François de la Dale, een hem waardigen opvolger gevonden had, is hij met zijn vrouw Lucretia de Montigny (met wie hij reeds te Antwerpen, dus vóór 1585 gehuwd was, en zijn kinderen naar Holland gekomen, waar hij echter niet op zijn lauweren is gaan rusten. Althans in de zitting der | |
[pagina 890]
| |
Staten-Generaal van 10 Oktober 1617 was aan de orde een schrijven van ridder (écuyer) Melchior de Moucheron, waarin hij beloofde te openbaren een door hem bedacht middel, dat het land zeer te stade zou komen, tegen een belooning van 15000 gld. of ‘alsulcke somme als liberalyck vergunt sal werden.’ Ter fine van onderzoek werden belast de heeren Joachimi en van der Dussen. Dit viel gunstig uit. Als belooning zou hem 6000 gld. ter hand gesteld worden en tien jaar zou hij ½% der zuivere winst genieten. Het eigenaardige was, dat de vergoeding al vastgesteld werd, voor den heeren nog iets van het eigenlijke geheim bekend gemaakt werd. De St.-Gen. gingen op dit voorstel in en beloofden hem zelfs nog een gouden keten van omstreeks 1200 gld., wanneer het middel zoo probaat was, als de uitvinder zich voorstelde. Bij opening bleek het te bestaan in de oprichting van een Kamer van Assurantie te water en te land. Van de heele zaak is echter niets gekomen. De fatale termijn van een jaar verstreek en daarmee verdween het voorstel. Van zijn verblijf hier te lande is verder niets naders geboekstaafd. De naam Moucheron raakte te Archangel in vergetelheid, maar de la Dale en diens zonen Pieter en Jan handhaafden er de tradities van het roemruchte handelshuis en ook zij traden, waar het noodig was, moedig op, wanneer de belangen van onzen handel bedreigd werden. Melchior heeft zich voor de geschiedenis van zijn huis verdienstelijk gemaakt door het samenstellen van Livre de généalogie des enfans descendus de feu monsieur Pierre de Moucheron et de Isabelle Gerbier, en légitime mariage, mis en registre par Melchior de Moucheron, fils de Pierre de Moucheron, ao 1602. Zijn in Rusland achtergebleven zoon Balthasar viel in 1614 de eer te beurt de gezanten van czaar Michaël III (1613-45) naar prins Maurits en de Staten-Generaal, op hun reis naar en door ons land tot leider te mogen dienen. Hij kweet zich uitstekend van die taak, zoodat hem deswege een gouden medaille ter waarde van 100 gld. door de Staten verleend werd. Later was hij weer in Moscou gevestigd; Adam Oleander (1603-1671) noemt hem in zijn Beschreibung der moskowitischen und persischen Reise een voornaam koopman, wiens hulp hij nooit vergeefs inriep (A. de Wicquefort heeft dit werk in het fransch vertaald). Zie: de Stoppelaar, Balthasar de Moucheron ('s Gravenh. 1901); S. Muller Fz., Geschiedenis der noordsche Compagnie (1874); Uhlenbeck, Verslagen aangaande een onderzoek in de archieven van Rusland ten bate der nederlandsche geschiedenis ('s Gravenhage 1891); D.S.v. Zuiden, Bijdragen tot de kennis der hollandsch-russische relaties in de 16de tot 18de eeuw (Amsterd. 1911). Bartelds |
|