een merkwaardig werk, waarvan het alleenis te betreuren, dat het niet verder dan 1576 loopt. Dan schreef hij: Athenae Batavae sive de urbe Leidensi et academia, virisque claris qui utramque ingenio et suis scriptis illustrarunt, libri II (Leiden 1635, 4o), een belangrijke geschiedenis van het geestelijk leven in stad en academie te Leiden. Eindelijk publiceerde hij nog een geschiedenis van Denemarken: Historiae Danicae libri III de rebus gestis a Christiano I, Joanne ejus filio et nepote Christiano II (Hafnia, Kopenhagen, 1630, 4o).
Zijn miniatuurportret door A. van Halen is in het Rijksmuseum te Amsterdam. Hij komt voor op een votiefschildering in de kloosterkerk te Sorö (afgeb. in Danske Malede Portraeter IX, p. 108). Gegraveerde portretten door A. van Zijlvelt, S. de Passe, W. Swanenburg, C. Fritzsch en door onbekende kunstenaars in Alma Academia Leidensis p. 216 en Icones Profess. Lugdun. 1613.
Zie: Gronovius, Thesaurus antiquitatum Graecarum X, 654 vlg.; Witten, Memoriae philosophorum, Dec. IV, 478 vlg.; Nicéron, Mémoires XII, 182 vlg.; Sepp, Godgel. Bijdr. (1869), 236 vlg.; Geschiedk. Nasp. I, 1 vlg. II, 234 vlg.; de Wind, Bibliotheek der Ned. geschiedschrijvers, 315 vlg., 568; Fruin, Verspr. Geschr. VII, 449 vlg., VIII, 10, 412, 415, IX, 275; Blok, Gesch. v.h. Ned. Volk, 2e dr. II, 383, 386, 674 vlg.
Brugmans