[Mey, Johannes de]
MEY (Johannes de), geb. te Middelburg 2 Sept. 1617, overl. aldaar 8 April 1678. Student te Leiden, predikant te Ovezande 1640, Baarland 1641, zou hij begin 1642 naar Indië gaan, maar zag van de reis af, onder de verdenking liggend van onzuiverheid in de leer. Daarentegen nam hij een benoeming aan voor St. Eustatius, sinds 1635 door Jan Snouck en anderen onder hollandsche vlag gebracht. Patroon was daar toen Pieter van Ree, ‘honorable marchand de Flessingues et ses associez, qui y ont etably une colonie, composée d'environ sei e cens hommes, qui y sont proprément accommodez sous le dous gouvernement de la nation hollandoise’. De Mey vertrok half Maart 1643 met de ‘Samaritaan’ en nam er den dienst waar, in Fransch en Duitsch ook preekend voor de gemengde bevolking. Maar 4 Dec. 1645 werd hij beroepen te Zoutelande, kwam daar 1646, ging 1648 naar St. Laurens en vandaar, in 1649 of 1650, naar Middelburg. In Juli 1662 stond hij op de nominatie voor theol. prof. te Utrecht, Juni 1676 te Middelburg. Hij was gehuwd met Wilhelmina van Drijen, 7 Oct. 1648.
Zijn portret is geschilderd door L. Blijhooft, waarnaar een gravure door J. de Jonghe, voorts door C. Eversdyck in 1660, waarnaar gravure door J. Suyderhoef, en door D. Clouet; verder gegraveerde portretten door J. en C. Luiken en een onbekend kunstenaar.
Zie: de la Rue, Geletterd Zeeland, 99-116; Troostenburg de Bruyn, Biogr. Woordenboek, 286 vlg.; Histoire naturelle et morale des Iles Antilles (1658), 41 s.; van Alphen, Nieuw kerk. Handboek (1909) bijlage Q. sparsim.
L. Knappert