[Mauricius, Johannes]
MAURICIUS (Johannes), vader van den voorg., waarschijnlijk geb. omstr. 1660, gest., evenals zijn vrouw, tusschen 1719 en 25. Hij was een voormalig roomsch priester van de orde der dominicanen of predikheeren, die reeds vóór zijn huwelijk tot den hervormden godsdienst moet zijn overgegaan. Blijkens zijn eerste hieronder vermeld geschrift moet deze overgang vóór 1695 hebben plaats gehad. De zoon zeide later van zijn familie, dat ze ‘Holland vreemd’ was en dat hij geboren was ‘plus honestis quam copiosis.’ In 1708 was hij blijkens de dissertatie van zijn zoon als koopman te Amsterdam gevestigd. In zijn geschriften, die alle tegen het door hem verzaakte geloof gericht zijn, ontvouwt hij de redenen die hem genoopt hadden van godsdienst te veranderen. Deze geschriften, waarin hij zijn naam in den titel steeds Mauritius spelt, zijn: Anatomie van den barvoeter-monnike-alcoran, opgedragen aan de ouderlingen der Herv. gemeente te Amsterdam, (Amsterdam 1695); Getuigenis der waarheid of eene zedige aanspraak van Johannes Mauritius aan alle r.k.; Het heilige jaar; Den onnaspeurlijken rijkdom van Christus (Amsterd. 1704); Gewigtige redenen om zig niet te begeven in den huwelijken staat met roomschgesinden (Amsterdam 1708); De afgodendienst der Jezuiten in China (Amsterd. 1711); Korte verhandeling van het recht en gebruik der graven en begraaffenissen so der aloude, als hedendaagsche volkeren (Amsterd. 1714). Dit laatste is opgedragen aan de Staten van Holland en West-Friesland.
In het door zijn zoon te Purmerend aangekocht