[Marlot, Lodewijk de]
MARLOT (Lodewijk de), jongste zoon van den voorgaande, geb. omstr. 1625, overleden vóór 1700, ritmeester in 1668. Hij huwde in 1657 met Anna Florentina van den Boetzelaar dochter van Philip Jacob, baron van Boetzelaar, heer van Asperen, president van de ridderschap van Holland, lid der Admiraliteit van Amsterdam. Uit dit huwelijk sproot één dochter Anna Maria (1658-95). Deze erfdochter huwde in 1683 met Gijsbert Johan van Hardenbroek (dl. VI, kol. 702), die ongelukkigerwijs een echte doorbrenger schijnt geweest te zijn. Hij was er althans op uit het erfgoed van zijn in 1695 overleden echtgenoote, de heerlijkheid Giessen-Nieuwkerk met den Giessenburg, te gelde te maken, waartoe hij zijn toevlucht nam tot het zeer curieuze middel van een loterij, die jarenlang het onderwerp van gesprekken was en uit alle gewesten belanghebbenden en nieuwsgierigen deed toestroomen naar Amersfoort, de plaats, waar de trekkingen gehouden werden.
Lodewijk's broer Ernst Philip, bracht het grootste gedeelte van zijn leven in Frankrijk door. Reeds in de eerste jaren der 18e eeuw verdwijnt de