werd overgebracht, bij gelegenheid van zijn huwelijk met de engelsche koningsdochter. Als gouverneur genoot hij een jaargeld van 2600 gld., dat hij bij beschikking van Dec. 1647 levenslang genieten mocht. In 1643 werd hij de opvolger van Jacques Wijts als superintendant van den krijgsraad, op een tractement van 800 pond 's jaars. Dit ambt heeft hij lange jaren waargenomen. Toen de Staten van Holland hem te oud achtten voor de behoorlijke vervulling van dezen post, benoemden ze daartoe in 1653 en nogmaals in 1666 en nog eens in 1668 kolonel Adr. Cuyck van Meteren, maar eerst in 1674 deed hij voorgoed afstand van dit ambt. In de resol. Holl. van 27 Sept. 1672 wordt hij nog genoemd onder de officieren staande op de repartitie van de provincie Utrecht.
Door zijn huwelijk met Anna Maria van Steeland, die hem 4 kinderen schonk: Ernst Philip, Lodewijk (die volgt), Henriëtte Wilhelmina (jong gestorven) en Anna Catharina, behoorde hij tot de groote grondbezitters in de noordelijke Nederlanden. Behalve een aanzienlijk huis en erf in de Poten te 's Gravenhage, had hij land in Utrecht, Zuid-Holland en Zeeland. Een goed financier schijnt hij echter niet geweest te zijn. In 1660 lag hij in proces met zijn zoon Lodewijk over de rechten over het slot en de heerlijkheid Giessen-Nieuwkerk. Naar aanleiding daarvan werd hij zelfs in 1662 een tijdlang gegijseld. Hij woonde toen weer in een huurhuis aan het Noordeinde. Van de weduwe van den advocaat Tr.v. Dammen kocht hij in 1666 De Blaeuwe Camer met de aanhoorige landerijen. Daarmee kreeg het door hem in 1645 en 1648 aangekochte landbezit in die buurt een enorme uitbreiding. Het werd sedert naar den bezitter ‘Marlot’ genoemd. Toch moest hij reeds in 1666 en 68 op De Blauwe Camer een hypotheek sluiten. Mogelijk werden zijn financieele moeilijkheden veroorzaakt door de hoogst avontuurlijke levenswijze van zijn oudsten zoon Ernst Philip.
Zie: Borkowski, Les mémoires du Burgrave et Comte Frédéric de Dohna (Königsberg 1898); Fruin, Aanteekeningen op C. Droste's Overblijfsels van Geheugchenis (Leiden 1879); van Nooten, Prins Willem II ('sGravenh. 1915); de Witt Huberts, Onopgeloste raadsels en vreemde gebeurtenissen in vroegere jaren in N. Rott. C. (30 Aug. 1926); ten Raa en de Bas, Staatsche Leger IV en V, passim.
Bartelds