gen tijd schoolopziener in het arrondissement Leiden, maakte een reis van vier jaren in Nederl. Indië, was secretaris der commissie voor de gouvernements-koffiecultuur en werd 17 Mei 1894 voor Schiedam afgevaardigd naar de Tweede Kamer der St. Gen.
Hij bezat een uitgebreide kennis omtrent onze O.-I. bezittingen. Op zijn reizen in onze Oost had hij zich voortreffelijk op de hoogte gesteld van ons binnenlandsch bestuur, vooral ook van de christelijke zending. Zelden klopte men tevergeefs bij hem aan om inlichting, waar het de toestanden der christen-inlanders, hetzij op Java, hetzij in de Buitenbezittingen gold. Als Kamerlid heeft hij zich met grooten ijver aan de koloniale zaken gewijd, op alles nauwkeurig toegezien en, waar het noodig bleek, kritiek geoefend. Ook zijn geschriften geven daarvan getuigenis. Naar aanleiding van politieke en andere artikelen in de groote dagbladen der tegenpartij zond hij menigmaal brieven met opmerkingen daarover aan de redactie en, mocht men het daarmede niet in allen deele eens zijn, de keurige vorm en de geestige uitdrukking, waarin hij zijn gedachten kleedde, vonden steeds waardeering.
Van L.S. is ongehuwd overleden.
Zie: Adelsarchief, 1901, 231; Nederl. Adelsboek, 1915, 157; ‘Wie is dat?’, 287; Dagbladberichten.
Regt