[Limburg en Bronckhorst, Frederik Willem des H.R.R. graaf van]
LIMBURG EN BRONCKHORST (Frederik Willem des H.R.R. graaf van), heer van Stirum Wisch en Borculoo, geb. vermoedelijk in Juli 1649, overl. in Aug. 1722, zoon van graaf Otto, die volgt, en van E.C. gravin van Dohna.
Hij was erfbaanderheer van Gelre en Zutphen, trad in zeedienst en werd luitenant-admiraal van Friesland, Groningen en de Ommelanden. Brandt vermeldt in Het Leven van Admiraal de Ruyter, dat de ‘Leeuwin’, het schip dat Fred. Willem aanvoerde ‘in den slag bij Sicilië zich steeds dicht bij het admiraalschip bevond en hoewel eenige grondschoten bekomen hebbende en voorts zwaar geteisterd zijnde, nochtans zich staande hield’. v.L. die later als kolonel der infanterie voorkomt, verkocht in 1721 zijn graafschap Bronkhorst en huwde te Leeuwarden 11 Febr. 1683 met Lucia van Aylva, overl. 25 Mei 1722, begr. te Borculoo, te voren weduwe van Frans Duco Watzes van Cammingha, heer van Ameland, en dochter van Ernst Sicco v.A. (dl. VII, kol. 56) heer v. Witmarssum, en van Anna van Camstra.
Uit dit huwelijk sproten 4 zoons en 2 dochters. Hun zoon Otto Ernst Gelder graaf van Limburg Stirum (1685-1766), als majoor in den slag bij Malplaquet, huwde te Delft 1 Nov. 1722 met Anna Lucia van Klinkenberg (1698-1772) en won 5 kinderen; twee zoons werden de stamvaders der beide nog voortlevende takken van dit geslacht.
Zie: Nederl. Adelsboek, (1915) 135, 136; Stamboek v. den Fr. Adel I, 260; Bosscha, Neerl. Held. te Land2, II, 477; Nederl. Heraut I, 194; Wapenb. D.O. Balye v. Utrecht, 64; Stamtafel der graven v.L.S., 14, 25.
Regt