[Limburg en Bronckhorst, Herman Otto graaf van]
LIMBURG EN BRONCKHORST (Herman Otto graaf van) heer van Stirum, Gemen en Borculoo, erfbaanderheer van Gelre en Zutphen, geb. omstr. 1592, overl. te Bergen op Zoom 17 Oct. 1644, begr. te Borculoo, zoon van graaf Joost, die volgt, en van Maria gravin von Holstein-Schaumburg.
Hij werd in 1621 aangesteld als ritmeester over een nieuwe vaan van 100 harquebusiers. Toen Spinola in 1622 het beleg voor Bergen op Zoom had geslagen, wachtte men het ontzet der stad van den graaf van Mansfeld, die met zijn leger tusschen Mannheim en Heidelberg lag. Deze sloeg zich bij Fleurus 29 Aug. 1622 door den vijand heen, bij welke gelegenheid de graaf v.L. en Bernard, hertog van Saksen Weimar, zich door kloekmoedigheid onderscheidden. V.L. was dan ook bij het ontzet van Bergen o.Z. door Maurits tegenwoordig. Hij werd commandant der garde (vaan no. 3) en volgde 27 Maart 1626 Thomas van Stakenbroek op als wachtmeester of commissaris-generaal der cavalerie. 19 Mei 1626 werd hij ritmeester over vaan no. 41. Den 2en Oct. 1626 niet ver van Calcar, door onvoldoend wachthouden overvallen door graaf Hendrik van den Berg, werd hij met de ritmeesters Nicolaas Smelsing en Stephanus Gans van Potlitz, benevens 100 ruiters, krijgsgevangen gemaakt en 10 Oct. d.a.v. uitgewisseld. In het volgend jaar, 18 Juli 1627, kreeg hij van Frederik Hendrik opdracht om met zijn ruiters onverwachts alle toegangen naar Grol te bezetten en bij de verovering werd v.L. als gouverneur der veste aangesteld, waarbij hij het bevel over 22 vendelen en 2 vanen ontving. In 1629 was hij aangewezen om met voldoende krijgsmacht den overgang des vijands over de Waal te verhinderen en een wakend oog te houden op den IJsel, met de uitgebreidste volmacht om te doen wat de omstandigheden voor 's lands dienst zouden vorderen. Hij werd echter door Cairo verschalkt, die den IJsel overtrok, en pogingen door v.L. aangewend om hem alsnog uit Gelderland te verjagen, mislukten. In 1630 werd hij benoemd tot superintendent of luitenant-stadhouder over de garnizoenen in de provincie Overijsel. In 1632 maakte hij het beleg van Maastricht mede en lag met zijn krijgsvolk te Borcharen. Als commissarisgeneraal werd hij 26 Januari 1635 kolonel van regiment no. 2, was in 1637 met zijn brigade cavalerie bij de verovering
van Breda en verkreeg in 1641, ter vervanging van den overleden Otto van Gendt (dl. VI. kol. 566) het gouverneurschap over de stad Wesel. In verschillende bronnen staat, dat hij 7 (17) Oct. 1644 aan zijn bekomen wonden te Bergen op Zoom overleed: vermoedelijk heeft hij dus nog het beleg van Sas van Gent meegemaakt en is hij daarbij doodelijk gewond.
Hij was een man van uitstekende dapperheid en een goed soldaat; doorzicht, berekening en een ver vooruitziende blik waren hem echter ten eenenmale vreemd.
Hij was gehuwd met Anna Margaretha freiin von Spies-Bullesheim, vrouwe van Bodendorf, in 1659 te Bergen op Zoom overleden; ‘das Ehe-vertrag’, in het archief van graaf Landsberg-Vehlen aanwezig, dateert van 22 Maart 1618; het werkelijke huwelijk (zij was ‘nicht ebenbürtig’) kwam pas in 1638 (huw. voorw. 3 Juli 1638) tot stand; zij was de dochter van Hermann en van Wilhelmina von Münster-Vortlage. Uit dit huwelijk sproten vier kinderen: Otto, die volgt; Sophie Elisabeth, geh. met F.G. graaf van Vehlen; Adolf Ernst graaf van L. St., uit wiens huwelijk met Isabella gravin von Vehlen en Megen de in 1798 uitgestorven tak van Lim-