Daar deze werken goed slaagden, werden hem vervolgens verschillende dergelijke opdrachten verstrekt. Het vertrouwen, dat in hem gesteld werd, breidde zich steeds verder uit. In 1866 werd door hem een vijzel-stoomgemaal gesticht tot droogmaking en drooghouding van het Gothenmeer op het eiland Usedom aan den mond der Oder. In 1889 bouwde hij een scheprad-stoomgemaal ten behoeve van den polder Bazel- en Rupelmonde - Broek in Oost-Vlaanderen. In het geheel heeft hij 7 droogmakerijen tot stand gebracht, 71 stoomgemalen gesticht en 7 nieuwe watermolens gebouwd.
Bij voorkeur bouwde hij scheprad- en zuigperspompgemalen. Hij heeft steeds getracht, verbeteringen in de door hem ontworpen gemalen te brengen, en hij verkreeg daardoor zeer gunstige uitkomsten wat betreft aanleg- en exploitatiekosten. Door toepassing van een ijzeren geleider werd het scheprad door hem dienstig gemaakt voor verschillende opvoerhoogten. De gebogen schoepen, door hem toegepast, stelden in staat, grootere opvoerhoogte met het scheprad te bereiken. Door het gebruik van tubulaire ketels werd groote besparing in aanlegkosten en in steenkolenverbruik verkregen.
In het weekblad de Ingenieur van 3 Sept. 1892 zijn alle door hem ontworpen en uitgevoerde werken genoemd en zijn ook de verschillende opstellen, die hij sedert 1869 in het Tijdschrift van het Koninklijk Instituut van Ingenieurs heeft geschreven, medegedeeld.
Hij huwde Aaltje Adriana Waltman en na haar overlijden hare zuster Yda Johanna Waltman. Bij de eerste had hij vijf zonen en zes dochters.
Ramaer