[Kessel, Hendrik IV graaf van]
KESSEL (Hendrik IV graaf van), overl. 1236, zoon van den voorgaande. Onmogelijk is het niet, dat hij het is, die zonder voornaam als comes de Kessele in 1190 getuige is van graaf Otto I van Gelder. Hij verschijnt achtereenvolgens 28 Juni 1193 onder de getuigen van keizer Hendrik VI, 1197 (22 Jan.), 1201 en 1203 onder die van Adolf I aartsbisschop van Keulen, 12 en 13 Juli 1198 en 3 Febr. 1200 onder die van koning Otto IV, 30 April 1207 van koning Philippus, 16 Maart 1212 en 30 Nov. 1212 als getuige van keizer Otto IV te Frankfort en te Aken, 1216 en 1218 als getuige van Engelbertus I electus van Keulen. In 1219 schenkt hij met toestemming zijner echtgenoote Othelend is, zuster van Willem III, graaf van Gulik, en die zijner kinderen, tot lafenis zijner ziel, aan de abdij Mariënweerd (aan de Linge, gemeente Beesd in Gelderland) eene hoeve in Baerlo en in Ravensdonk met toebehooren. Op Sint Martinusavond 1236 sticht hij in de parochiekerk te Kessel (Lb.) op het St. Katharina-altaar twee wekelijksche missen. Zijn zoon Willem volgt.
Zie: Maasgouw 1896, 28, 32; Publ. de la soc. hist. et arch. dans le duché de Limbourg 1879, 92-94.
Verzijl