studiën voltooien. Dit plan van Jansenius ging niet door. De jonge Jansenius bleef in het Oratorie te Leuven, en woonde later in bij zijn oom den professor. Zoodra zijn oom bisschop was geworden te IJperen, kreeg hij een kanunnikdij te Veurne in de Sint Walburgiskerk. Joh. Jansenius was de vertrouweling van zijn oom Jansenius te Leuven. Toen deze stad door de Franschen belegerd werd verborg hij, alleen met zijn oom, diens werk Augustinus in den grond. Later ging hij in Holland met Jac. de la Torre te Leiden en Gouda de benoodigde letters koopen om in stilte den Augustinus te drukken. Door zijn oom kreeg hij, zooals vele Oratorianen, eene statie in de Missie in Holland. Volgens de relatie van J. de la Torre, 1638, was R.D. Joannes ab Ackoy canonicus Furnensis in Flandria, pastoor in Aalsmeer en Legmeer. Ook in Lammerschage was hij werkzaam geweest. Het werk Augustinus werd verboden, door de inquisitie te Rome 1 Aug. 1641, tevens met andere theses en werken van zijn tegenstanders, omdat zij uitgegeven waren tegen de decreten van 1611 en 1625, waarbij het verboden was, werken over ‘de auxiliis gratiae’ te doen drukken, zonder bijzondere toestemming der inquisitie. Daarop gaf Johannes Jansenius 1641 in druk uit Mémorial au Roy om zich te beklagen over het decreet der inquisitie. Dit Mémorial werd eveneens verboden en staat nog op den Index librorum prohibitorum (Romae 1917), door de bulle van paus Urbanus VIII, 6 Maart 1642, en door decr. S. Off. 23 April 1654. Het Memorial werd ook afgedrukt in het werk van den pastoor van Mechelen, Aeg. de Wit, Panlegyris Janseniana. Joh. Willems Jansenius overleed plotseling als pastoor te Aalsmeer 3 April 1652. ‘R.D. Mr. Joannes Akoy, pastor in Aalsmeer, quo obiit ibid. 3 Aprilis’ zegt
het Necrol. Hartem. De neef van Jansenius vermeld als kanunnik te IJperen 1648, die de opdracht aan den Paus van Augustinus bekend heeft gemaakt (Jansenius ev. d'Ypres blz. 75, 189) kan moeilijk dezelfde zijn als de pastoor van Aalsmeer.
Zie: (P. de Swert), Chronicon congreg. Oratorii Domini Jesu per prov. archiep. Mechliniensis 1626-1719 (Insul. 1740), 30; Melch. Leydecker, De hist. Jansenismi libri VI (Traj. ad Rhenum 1695), 120; Archief aartsb. Utrecht XII, 418; Bijdr. bisd. Haarlem V, 453-456; Jansenius ev. d'Ypres, ses derniers moments (Louv. 1893), 76, 166, 167 189,; Reusch, Der Index der verbotenen Bücher (Bonn 1885) II, 461; Necrol. dioc. Harlem. in De Katholiek 1871, 338; Bat. Sacra. 443.