heeft aangewend, voor zoover dat aan het spaansche hof in de gegeven omstandigheden mogelijk was. Maar veel kwaad heeft hij toch niet kunnen verhinderen; de zending van Alva ging door, ook al voorzag hij daarvan meer kwaad dan goed, ook voor den Koning. Hopperus was trouwens meer een man van geleerdheid dan van politiek inzicht, meer een man van kennis dan van karakter. Grooten invloed heeft hij dan ook aan het hof stellig niet gehad. Evenmin als Viglius te Brussel was Hopperus te Madrid tegen den stroom opgewassen. Zij behoorden tot een middenpartij, waarvoor, in den fellen strijd der hartstochten, denkbeelden en belangen geen plaats meer was.
Hopperus heeft zeer veel rechtsgeleerde studiën geschreven. Van meer belang voor de kennis van zijn tijd is het bekende Recueil et mémorial des troubles des Pays- Bas du Roy, dat door Hopperus is opgesteld in 1566 en 1567, oorspronkelijk in het Spaansch en door zijn secretaris d'Ennetières in het Fransch vertaald. Hij zond het aan Viglius, die het zeer waardeerde, maar de informatie van den kant der opstandelingen onvoldoende vond. Dat bezwaar, waaraan Hopperus natuurlijk moeilijk kon tegemoetkomen, is juist. Maar daar staat tegenover, dat hij zeer veel mededeelt omtrent het verhandelde in de regeeringscolleges, den Geheimen Raad en den Raad van State. Ook de Koning las het met belangstelling; hij gaf het Alva ter kennisgeving, die een afschrift meenam naar de Nederlanden; op zijn bevel is het in den Raad van Beroerten voorgelezen. De meeste geschiedschrijvers over onzen opstand, Hooft, Strada en anderen, hebben het Recueil gebruikt; blijkbaar waren er meerdere afschriften in omloop. Het is eerst veel later gedrukt, in 1743 door Hoynck van Papendrecht in zijn Analecta Belgica II, 2, 17 vlg. en daarnaar met andere stukken door Alph. Wauters in zijn Mémoires de Viglius et d' Hopperus: Collection de mémoires relatifs à l'histoire de Belgique (Brussel 1858). Daar komt ook een vervolg op het Recueil voor, dat eerder van Viglius dan van Hopperus is en dat Fruin later uitgaf in Bijdr. en Med. v.h. Hist. Gen. XIII, 115 vlg., XVI, 373 vlg. Voor zoover bekend berusten handschriften van het Recueil in de Kon. Bibliotheken te Madrid, te Brussel en in den Haag en in de Universiteits-Bibliotheek te Utrecht.
Behalve het Recueil zijn voor de geschiedenis van de troebelen der zestiende eeuw van belang de brieven van Hopperus aan Viglius, die de bisschop van Antwerpen, de Nelis, in 1772 liet drukken, maar die eerst veel later zijn uitgegeven als: Joachimi Hopperi Frisii epistolae ad Viglium... (Utrecht 1802, 4o.). De brieven van Viglius aan Hopperus en ook andere stukken van dezen laatste berusten in de Kon. Bibliotheek te Brussel.
Zijn portret is gegraveerd door P. Feddes van Harlingen, P. Yver en een onbekend kunstenaar.
Zie: Levens van Ned. mannen en vrouwen IV, 104 vlg.; Beucker Andreae in Vrije Fries V, 121; Tydeman, t.a.p. X, 152 vlg.; Hiddema Jongsma, Regtsgeleerde schetsen 1 vlg.; Murray Bakker in Navorscher (1900), 288 vlg.; de Wind, Bibliotheek der Ned. geschiedschrijvers, 172 vlg.; Fruin, Verspr. Geschr. I, 258, 348, II, 62 vlg., 93, 119, 423, VII, 79, 213 vlg., IX, 88 vlg., 214; Blok, Gesch. v.h. Ned. volk, 2e dr. II, 21 vlg., 35, 43, 51, 61, 64, 90, 112, 122 vlg., 131, 177 en de daar aangehaalde bronnen.
Brugmans