studentenconcerten, en organist van de Domkerk; in 1875 directeur der muziekschool. Hij wist de muziekbeoefening te Utrecht op zeer hoog peil te brengen.
Het grootste deel zijner composities is te Utrecht ontstaan, o.a. de Vondelcantate, de Vliegende Hollander, het oratorium David, vier symphonieën, vele liederen enz. Bij teksten van Marie Boddaert schreef hij Floris V, dat in April 1892, en Uit de Branding, dat in 1894 voor het eerst werd uitgevoerd.
Zijn werkzaamheden als dirigent strekten zich ook buiten Utrecht uit. Sinds 1878 was hij directeur der haagsche liedertafel ‘Caecilia’. In 1887 nam hij zijn ontslag als Domorganist, maar in datzelfde jaar aanvaardde hij de leiding der Diligentia-concerten te 's Gravenhage en in den winter van 1891 leidde hij de klassieke concerten in het Paleis voor Volksvlijt te Amsterdam. Van 1896 af woonde Hol te 's Gravenhage. In verschillende tijdschriften heeft hij artikelen over zijn kunst geschreven, enkele zijner voordrachten zijn gedrukt. Vele zijner composities zijn bekroond; hij bezat verscheiden eereteekenen.
In 1864 trouwde hij met Amalia Reuter. Deze overleed in 1896 en in 1897 trad hij voor de derde maal in het huwelijk en wel met mej. Th. Koene.
Hol's compositiekunst was zuiver nederlandsch, vele van zijn kinderliedjes zijn volksliederen geworden. Als dirigent was hij zeer veelzijdig, hij voelde zich niet beperkt tot eenige periode of richting.
In Henri Viotta, Onze hedendaagsche toonkunstenaars (Amst. 1893-96) is een volledige lijst van Hol's uitgegeven composities opgenomen; daar tevens zijn portret.
Zie: Henri Viotta, Onze hedendaagsche toonkunstenaars (Amst. 1893-96); Hugo Nolthenius, Richard Hol (Haarlem 1904); S. van Milligen, Ontwikkelingsgang der muziek van de oudheid tot onzen tijd (Gron. 1923); Caecilia (1925) 14.
Spier