[Hoeufft, Samuel]
HOEUFFT (Samuel), geb. te Dordrecht 15 Mei 1703, overl. te Breda 9 of 17 Januari 1789, zoon van Mr. Jacob (kol. 596) en van Sophia Everwijn.
Hij studeerde in de theologie sedert 7 Aug. 1721 te Leiden en sedert 1727 te Utrecht, waar hij in hetzelfde jaar promoveerde tot doctor in de godgeleerdheid. Hij werd 15 Mei 1729 predikant te Hardingsveld en 16 Maart 1732 te Breda, werd in 1782 op halve preekbeurt gesteld, in 1788 emeritus verklaard en overleed korten tijd later.
Op zeer gevorderden leeftijd gaf hij in het licht: De inenting der pokjes gemeenelijk de kinderziekte genaamt in hare onbetamelijkheid en schandelijkheid klaar en naakt bij het ligt der reden aangetoont, waarbij is gevoegd een Besluit ofte Aanhangsel behelzende de verscheide middelen om deese quaade practijk tegen te gaan ('s Gravenhage, Isaäc du Mee, 1770). Het werkje wordt niet zeer geroemd; voor de kennis der rechtzinnigheid in die dagen levert het echter een sprekende bijdrage.
Samuel Hoeufft, wiens dood door zijn neef J.H. Hoeufft (dl. III, 595) met een latijnsch gedicht werd herdacht, huwde 30 Maart 1734, vermoedelijk te Prinsenhage, met Jacoba Elisabeth Peysel, geb. 16 Maart 1712, overl. te Dordrecht 5 Juni 1795, dochter van Johannes, predikant te Prinsenhage. Uit dit huwelijk twaalf kinderen.
Zie: Genealogie Hoeufft, 157-159, 179-185; Alg. Ned. Familiebl. VI, 47; Hermans, Bijdr. tot de Gesch. van N. Brab. IV, 358; Kist en Royaards, Kerk-Gesch., inzonderheid van Nederl. IV, 499.
Regt