1717), en: Afgeperste Verantwoordinge wegens het Gedigt voor hem uitgegeven. Ter onstervlyke opvaard van Willem Deurhoff. Tegen alle de onheusche en valsche beschuldigingen van delievelingen des overledene .... (Amst. 1719).
Ook schreef hij: Het Allervolmaaktste, van alle schepselen, zakelijk onderscheiden hoogstgeduchte goddelijk Wezen: 't geen Pontiaan van Hattem en zijne navolgers noemen 's Werelds afgod, Dagon, Satan enz. .... (Amst. 1734); 't Vervolg op de onpartijdige vraagen gedaan aan C. Bouman, over zijn eigen stellingen, in zijn brieven aan Willem Beumer en Andries de Vrind, en onpartijdig onderzoek tegen het onderzoek van Willem Deurhof ... (Amst. 1741).
Zie: de Bie en Loosjes, Biogr. Woordenb. van Prot. Godgel. in Ned. III, 796 v.
Knipscheer