zich te vestigen te Eekeren of Stabroek. De moederpriorin had een vast vertrouwen in de bescherming van den H. Jozef. Onverwachts ontving zij 1 Sept. 1732 een brief van den provisor der abdij van St. Bernard, Alex. Adriaansens (dl. II, kol. 11.), met het bericht, dat een heer uit Antwerpen de nonnen, door de Gereformeerden verjaagd, ter hulp wilde komen en hem om inlichtingen over haar verblijf had gevraagd. Deze, ridder Claudius Roelants, noodigde de priorin, Elisabeth Heurckmans, uit om in Antwerpen te komen onderhandelen. Hij schonk aan de kloosterlingen een ruim huis, Den vliegenden Os, met nog vier aanpalende huizen en hof, een landgoed met 85 gemeten land, genaamd Rooseveld, tusschen Middelburg en Vlissingen, een hoeve van 70 gemeten te Colijnsplaat, 120 gemeten land en beemden in het eiland Goes, ⅘ der ambachtsheerlijkheid in Cromstrijen en ⅘ deel in 52 gemeten land in Numanspolder, tegenover Willemstad, alles op een waarde van 52.620 gulden geschat. Voor deze schenking moesten de nonnen jaarlijks vijftien arme katholieke weesmeisjes uit de stad Rotterdam onderhouden tot haar twintigste jaar. Deze meisjes zouden haar door de katholieke armvaders en missionarissen van Rotterdam worden toegezonden. De nonnen moesten de kinderen opleiden en hun leeren lezen, schrijven, naaien, spinnen en ander nuttig werk te verrichten. De stichting zou staan onder toezicht van den bisschop en den binnenburgemeester van Antwerpen. Moeder Elisabeth Heurckmans sloot met ridder Roelants de overeenkomst, 12 Febr. 1733. Het stadsbestuur wilde den nonnen echter geen toelating in de stad verleenen. De priorin Heurckmans was radeloos. Driemaal weigerde het stadsbestuur. De tusschenkomst der landvoogdes, Maria Elisabeth, baatte niet. Een rekwest van de priorin Heurckmans aan het schepencollege met het vertoog, dat anders die katholieke weesjes in het protestantsche weeshuis te Rotterdam moesten opgevoed worden, had geen gevolg. Ten slotte bekwamen zij de
vergunning door de voorspraak van Andreas Melchior van Kessel, pensionaris der stad. 30 April 1733 nam de moederpriorin, na een verblijf van 17 maanden te Brecht, bezit van het nieuwe kloosterhuis, dat St. Jozef-Nazareth werd genoemd. De bevolking noemde de zusters de Spinsters. De weinige kerksieraden, huisraad en portretten, uit Waalwijk werden hierheen overgebracht. 1742 zond de priorin, Elisabeth, eene zuster naar Waalwijk om hetgeen nog daar aanwezig was te verkoopen; alle hoop op herstel was verdwenen. De kloostergebouwen werden afgebroken. 1737 was Roelants overleden. De priorin zorgde, dat op bijzondere wijze hare buitengewone weldoeners steeds herdacht werden. Na vele moeilijkheden overwonnen te hebben, smaakte de priorin het genoegen haar klooster geheel in orde en in bloei te zien. Zij moest 1770 en 1771 reeds eenige hatelijke reglementen voor de kloosters zien verschijnen, doch giste niet, dat deze de voorboden waren eener vervolging en vernietiging. Zij ging naar een beter leven over, 80 jaar oud, betreurd als een ware moeder door hare zusters en weeskinderen. Zie de uitvoerige documenten over de antwerpsche stichting in Graf- en gedenkschriften van Antw. blz. CXL-CXLVIII, 442.
Zie: Schutjes, Gesch. bisdom 's Hertogenbosch V, 217, 882.
Fruytier