en waaruit zijn meesterschap in de vakken van den mijningenieur, den spoorwegingenieur, den econoom en den koopman blijkt, had ingezonden, ging hij door met zich nog nader op de hoogte te stellen van alle details in zake zijne plannen, en tot uitbreiding en meerdere detailleering van de kaart. Op eene der reizen ten behoeve van terreinopname lag de prauw, waarin hij zich met eenige inlanders bevond, voor anker in een deel der rivier, door hooge rotsen begrensd en waar de stroom zeer hevig was. Daardoor kantelde de prauw, de inlanders werden door den stroom medegesleurd, maar de Greve hield zich aan de prauw vast tot zijne krachten hem ontzonken, en terwijl alle inlanders zich zwemmende konden redden, verdronk hij.
De wet van 6 Juli 1887 beval den aanleg van een spoorweg van de Brandewijnsbaai even bezuiden Padang langs die stad naar Padang Pandjang en van daar eenerzijds naar Fort de Kock, anderzijds naar Mocara Kalaban.
De Greve schreef: Het Ombilien-kolenveld in de Padangsche Bovenlanden en het transportstelsel op Sumatra's Westkust, uitgegeven door het Departement van Koloniën, met 3 kaarten ('s Grav. 1871).
Hij huwde 27 Dec. 1861, dus onmiddellijk na zijne benoeming tot aspirant-ingenieur, E.L.T. baronesse van Hoëvell, dochter van W.R. baron van Hoëvell (I, kol. 1128), geb. 6 Aug. 1839, overl. 11 Oct. 1903, bij wie hij drie zonen en eene dochter had.
Artikelen, aan zijne nagedachtenis gewijd, zijn geschreven door G.H. van Soest, in Tijdschrift van Nederlandsch-Indië 1872, 2e deel, blz. 404, en door P.H. van Diest, in Jaarboek voor het mijnwezen, 1872, 2e deel, blz. 227.
Ramaer