17de eeuw. ‘Product van eeuwenoude beschaving was hij een voorbeeld van den 17den-eeuwschen Renaissanceman, een mercator sapiens, die niet alleen een behoefte had om zich met de uitgelezenste voortbrengselen van kunst te omringen, maar ook zelf een gelukkig beoefenaar van velerlei kunsten en wetenschappen’. In zijn vorstelijk hôtel aan de Place de Meir ontving hij den antwerpschen adel en die des geestes. Groot was de attractie van de concerten door den gastheer zelve en zijn kinderen gegeven. Anna Roemers Visscher bezoekt de familie in 1644 te Antwerpen en dichtte na een concert: ‘'t Comt niet bij, wanneer als Duwerte ghij, met Uw dochters lust te zingen’, zoodat het gehoor in vervoering komt. Hun musicaliteit was zóó bekend, dat hun oordeel over muziek als afdoend gold. Zoo ontstond de vriendschap met Constantijn Huygens, den secretaris van den Prins van Oranje, zelf dichter en componist. Duarte liet voor hem een spinet maken bij een bekend instrumentmaker. Verder loopt de briefwisseling over den verkoop van juweelen, bezittingen en muziekstukken, die heen en weer gezonden worden. Buiten Constantijn Huygens ontmoet men bij hem Beatrice de Cusance, die gehuwd was met den hertog van Lotharingen en meerdere malen was daar ook de Prins van Oranje gehuisvest. Gaspar's dochters waren bekend om hun zang en luitspel en hun kunstlievende omgeving. Hij zelf was een groot minnaar der muziek en bijzonder hartelijk was zijn verhouding tot Constantijn Huygens. Telkens wanneer deze een verpachtingsreis naar Staats Brabant maakte, deed hij Antwerpen even aan, hetgeen tot allerlei onaangename praatjes in den Haag aanleiding gaf. Bij zijn zoon Jacobus zien wij hieronder de gunstige verhouding met het engelsche hof, waar hij zeer gezien was en ook goede zaken afsloot.
De familie vertrok ongeveer 1682 voor goed naar Amsterdam om daar openlijk als Joden te kunnen leven. Zóó kwam het (mejuffrouw Dr. Szper heeft dit niet ingezien) dat, toen de leden dezer liberale antwerpsche katholieke familie, doch die uitsluitend als Katholieken bekend waren, in Amsterdam orthodoxe Joden werden, al deze betrekkingen spoedig geheel afkoelden. Gaspar's zuster was in Alkmaar met Francisco Fernandez du Pas gehuwd. Ook haar moeder en twee broers Rodrigues Duarte en Francisco Duarte hebben daar gewoond en zijn allen in een graf op het koor van de Groote kerk aldaar begraven. Deze Francisco werd in 1625 met zijn vader voor schout en burgemeesters gedaagd, omdat zij uit verontwaardiging zijn zuster Beatrice hadden bedreigd, die tot het Christendom wilde overgaan, en op wie zij geen pressie mochten uitoefenen.
In opdracht van zijn zoon Jacobus graveerde Lucas Vorsterman in 1657 Gaspar's portret naar een schilderij. Het stelt hem als een reeds bejaard man voor, doch nog krachtig en vol distinctie; op den achtergrond de val van Icarus; Constantijn Huygens dichtte het bijschrift, waarin hij het verlies van een man betreurt, die vader, leider en Apollo van de vier muzen, zijn dochters, is geweest. Ook zijn grafschrift vervaardigde Huygens, waarin hij hem vergelijkt met Amphion.
Gaspar had twee zoons, Diego of Jacobus (die volgt) en Gaspar en vier dochters, Leonora, Catharina, Francisca en Isabella, waarvan Francisca (zie boven) in onze letterkunde welbekend is.