[Duarte, Francisca]
DUARTE (Francisca), dochter van Gaspar D. (die volgt), behoorde als ‘de Fransche Nachtegael’ tot den Muiderkring. Zij sprak slecht Nederlandsch en correspondeerde daarom uitsluitend in het Fransch. Omstreeks 1630 vinden wij haar bij de alkmaarsche familie (zie beneden), waar zij vermoedelijk met Francisco Duarte gehuwd was, die misschien haar oom was. Constantijn Huygens wenschte haar in 1644 geluk met haar tweede huwelijk. Met Maria Tesselschade (in 1623 gehuwd en in Alkmaar gevestigd) sloot zij een hechte vriendschap. Deze bracht haar in kennis met haar jeugdvrienden Hooft, Vondel, e.a. Sedert 1630 werd zij vol geestdrift in den Muiderkring opgenomen. Zij was er met Maria het middelpunt en een lokmiddel van Hooft, om ook de andere vrienden naar het eenzame slot te krijgen. Zoo schrijft Hooft in 1631: ‘Wij hebben hier Joffre Tesselschae ende verwachten daerbij de fransche Nachtegael, dat is Joffre Francisca Duarte. Op deeze keeltjens noodig ik eenige ooren op éénen dagh uyt in 't huys, te weten tegen Woensdagh naestkomende’ en in 1633 aan Maria ‘Wat zegt gij van die overdiefsche ooghen van Franche (Francisca), die niet alleen meeslepen 't geen zij belonken, maar in de ziellooze dingen een zucht verwekken om haer naer te loopen, als zij schoon uyt hun gezicht is?’ Haar zang was het, die haar vooral aantrekkelijk maakte. Hooft dicht haar o.a. toe ‘Ghy doet met Uw zang de schaeren Van benêen ten hemel vaeren’ en ook de vroolijke amsterdamsche professor, Caspar van Baerle, vergelijkt haar bij een Seraphijn. Tot 1638 komt zij op het Muiderslot voor. Toen schijnt ze als weduwe naar Antwerpen teruggekeerd te zijn, waar zij in 1644 hertrouwde. In 1640 schreef Anna Roemers Visscher een gedicht op een concert, dat zij bij de Duarte's in Antwerpen had bijgewoond, nl. van den vader en zijn vier dochters, dus was Francisca toen weder in Antwerpen gevestigd.
Zwarts