[Cuser, Willem (1)]
CUSER (Willem) (1), geb. omstr. 1290, overl. na 1347, bastaard, kan onmogelijk een zoon zijn geweest van den hollandschen graaf Willem III, en zal wel graaf Jan II tot vader hebben gehad.
In 1318 was hij slotvoogd op het sterke kasteel den Tollenburg (Dullenburg) in de Marsch bij Rhenen, dat door de oproerige Neder-Betuwers (de knevelarijen van bisschop Frederik van Zyrik moede) onder aanvoering van Dirk, heer van Lienden werd verbrand. Den 22. Januari 1320 beloofden deze laatsten (onderworpen met hulp van den hollandschen graaf) het huis wederom op te bouwen en Cuser schadeloos te stellen met (waarschijnlijk) 5000 tournooische ponden. In 1331 trok C. ten behoeve van Jan van Diest, bisschop van Utrecht, tegen Hendrik, kastelein van Hagestein, te velde. Hij is in 1336 baljuw van Amstelland en kastelein van het Muiderslot, wordt in 1336 verlijd met de tienden te Waver, sluit 21 Dec. van dat jaar namens Amsterdam een bestand met Deventer over den Koter- of Katertol en wordt in 1337 als baljuw van Amstelland opgevolgd door Gerrit II van Heemskerk. Hij, Cuser, wordt 1 Dec. 1339 verlijd met een huis en erve te Schoten, ontvangt 25 Juli 1341 met zijn zoon van Jan van Beaumont in lijfpacht de tiende te Dijkshoorn bij Delft en komt 7 April 1342 voor als rentmeester van Kennemerland. Hij verkoopt 13 Januari 1342 (1343) een windmolen te Ouder-Amstel en blijkt in 1346/47 eigenaar te zijn van 48 morgen lands met een woning en een molen te IJselmonde, een woning met 16 morgen lands te Schoten (= later het ‘Huis te Kleef’), 7 morgen lands te Ouder-Amstel en de tienden van Waverveen, zoo smaltienden als korentienden. Zijn wapen vertoont een effen blauw schild met een gevierendeeld vrijkwartier, 1 en 4 Henegouwen, 2 en 3 Holland.
Willem Cuser huwde tweemaal. Eerst met Ida (Yda), dochter van Coen van Oosterwijk, baljuw en rentmeester van heer Jan van Beaumont te Gouda en te Schoonhoven, en van Mabelia van Wendelnesse. Hij tocht deze vrouw 6 Dec. 1327 aan de helft van een huizinge, een molen en land in heer Ogier's ambacht van Cralingen (denkelijk bovengenoemd