leefde het langzamerhand uitgestorven convent. De laatste nonnen van Sint Geertrui schonken dan ook haar bezit en roerende goederen en ornamenten aan het klooster harer orde te Groenendaal. Zij werden hierom herdacht in het necroloog van het klooster: ‘Obitus Sororis Mariae Aelberts de Camp, professae ad Sanctam Gertrudem Sylvaeducis, nec non omnium sororum et dicti monasterium benefactorum, 8 Maart 1691’ (de leekezuster Mariken Aelberts van Box el was 1629 20 jaar oud en drie jaar geprofest. 8 Nov.) ‘Obitus sororis Josinae Bosch, priorissae ad sanctam Gertrudem Sylvaeducensis, nec non omnium sororum et dicti monasterii benefactorum, 30 Nov. 1698’. Haar naam komt niet voor op de lijsten der nonnen van 1629 en 1653 bij Schutjes. Deze vermeldt, dat de Cotterau een jaarwedde ontving van de Staten van 300 gulden zonder de reden daarbij te voegen.
Waarschijnlijk was hij in St. Geertui gekomen na 17 Nov. 1676, toen fr. Augustinus Langhen kloosterling van Hamersleven, een windesheimsch klooster in het bisdom Halberstadt, als rector van St. Geertrui overleed, en na 5 Januari 1677, sterfdag van Aegidius Breeckpot, rector van St. Geertrui en kanunnik van Groenendaal. Beiden zoekt men te vergeefs bij Schutjes onder de rectoren van het klooster.
Zie: Schutjes, Geschied. bisdom 's Hertogenbosch IV, 467; Annales académ. d'archéol. (Anvers 1854) XI, 225, 265, 271, 300, 302, 306.
Fruytier