[Burmania, Rienck van (2)]
BURMANIA (Rienck van) (2), overl. 1563, zoon van Rienck (1), hiervóór, en van Eeck Hania.
Hij was doctor in de rechten, en na zijn promotie benoemd tot raad in het hof van Friesland, in welk ambt hij belast werd met het toezicht op het ‘Landboek’ van Martena. Daarna was hij grietman van Leeuwarderadeel geworden, wat hij nog was in 1555.
Als gunsteling van Karel V nam hij voor George Schenck van Toutenburg het stadhouderschap van Drenthe en het drostambt van Coevorden waar. Toen G. Schenck in 1540 overleed, werd Maximiliaan van Egmond, graaf van Buren, stadhouder, terwijl Burmania tot drost en slotvoogd van Coevorden werd benoemd. Hij ontving daarvoor een jaarwedde van 400 carolus guldens en ⅓ van de boeten, onder verplichting om tegen betaling van 640 goudguldens een getal van 27 behoorlijk gewapende soldaten op het kasteel te onderhouden. Toch was hij een groot tegenstander van dwingelandij en toen de inquisiteur Lindanus in 1557 den frieschen bodem betrad, rustte hij niet, eer deze, hoewel door Aremberg beschermd, naar elders verplaatst werd.
Burmania was gehuwd met Deytzen van Unema, later hertrouwd met Haringh Taeckes van Glins en in 1566 overleden, dochter van Jantje van Unema, van Blya, en van Feth van Wyboltsma.
Rienck had van haar twee zoons, n.l. Upcke van B., in 1581 grietman van Langewold in Groningen, gehuwd met Sythcke Eelsma; en Jan, in 1570 overleden als echtgenoot van Jel Haringsdr. van Glins (overl. 1593).
Zie: Stamb. van den Fr. Adel; Baerdt v. Sminia, N. Naaml. v. Grietm., 24, 25; v. Lennep en Hofdijk, Merkw. Kast. in Nederl II, 97.
Regt